Docenten maken gebruik van voorgeschreven of verplichte literatuur, tijdschriftartikelen, hoofdstukken uit boeken, datasets, foto’s, video’s, afbeeldingen, of andere materialen om studenten de vaardigheden bij te brengen welke zij nodig zullen hebben als werknemer of werkgever. Hierbij maken docenten gebruik van zowel eigen werk als het werk van anderen.
Het auteursrecht geeft aan binnen welk kader docenten het werk van anderen mogen gebruiken. Belangrijk zijn hierbij artikel 12 lid 5 (klassikaal gebruiksrecht), artikel 15a (citaatrecht), en artikel 16 (onderwijsexceptie) van de auteurswet.
Het klassikaal gebruiksrecht betreft het recht om een voordracht, op- of uitvoering, of voorstelling in een klassikale omgeving te tonen of ten gehore te brengen. Per 7 juni 2021 is een amendement van de auteurswet in werking getreden, waardoor het klassikaal gebruiksrecht ook geldt voor de digitale leeromgeving.
Belangrijk is dat deze voordracht, op- of uitvoering, of voorstelling, niet mag worden opgenomen en verder verspreid.
Het citaatrecht betreft het recht om uit werken te citeren ter ondersteuning in onderwijsmateriaal. Dit citaatrecht omvat zowel tekst, afbeeldingen, en fragmenten van video of audio.
De onderwijsexceptie betreft het recht om, tegen een vergoeding, werken te verveelvoudigen ter toelichting van het onderwijs. Deze vergoeding staat aan de basis van de Easy Access-regeling tussen de gezamenlijke Nederlandse universiteiten en de Stichting UvO.
Hier vind je een aantal regelmatig gestelde vragen van docenten over auteursrecht. Staat je vraag er niet tussen, neem dan contact op met het Auteursrechten Informatiepunt via copyright@eur.nl