De Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) is impact gedreven en daar hoort samenwerking op academisch en zakelijk vlak bij. EUR werkt samen met verschillende (maatschappelijke) partners en maakt deel uit van legio samenwerkingsverbanden en overeenkomsten, zowel nationaal als internationaal. Het komt regelmatig voor dat samenwerking in een context van conflict of debat plaatsvindt.
Voorlopig advies - Samenwerking met Israëlische en Palestijnse instellingen
De Adviescommissie Gevoelige Samenwerkingsverbanden (ACGS) is door het College van Bestuur van de EUR gevraagd te adviseren over samenwerkingen tussen de EUR en institutionele partners in Israël en Palestina in het licht van het geweld en de mogelijke mensenrechtenschendingen in Gaza, Palestina en Israël.
De commissie is begonnen met het in kaart brengen van de bestaande en geplande studentenuitwisselingsprogramma's, onderzoekssamenwerkingen en zakelijke contracten met entiteiten die gevestigd zijn in Israël en Palestina. De eerste resultaten tonen aan dat geformaliseerde samenwerkingen omvatten: uitwisselingsprogramma's voor studenten, bilaterale en multilaterale onderzoekssamenwerkingen (meestal op medisch gebied) met universiteiten in Israël en Palestina en zakelijke contracten met bedrijven die gevestigd en/of actief zijn in Israël en/of Palestina. De commissie zal in de komende maanden elk van deze partnerschappen grondiger analyseren op basis van het kader voor de werkzaamheden van de commissie, met een concreet advies per samenwerkingspartner als resultaat.
Vanwege de urgentie van de zaak is de commissie van oordeel dat er per direct behoefte is aan een voorlopig advies over deze samenwerkingen, om de universiteit tussentijds richting te wijzen bij deze samenwerkingsverbanden. Het definitieve advies zal gebaseerd zijn op een beoordeling van het risiconiveau voor elk samenwerkingsverband, maar dit voorlopige advies kan niet specifiek ingaan op elke afzonderlijke samenwerking. Ook beperkt het advies zich tot institutionele samenwerking, d.w.z. samenwerking die gebaseerd is op formele beslissingen die worden genomen door actoren (aan de EUR en/of bij partnerinstellingen) met institutionele verantwoordelijkheid. Samenwerking tussen individuele wetenschappers is uitgezonderd van het advies.
Overwegingen
- Ook al bestaan er verschillende perspectieven, interpretaties en politieke standpunten, het is in ieder geval duidelijk dat er momenteel sprake is van een gewapend conflict in Israël-Palestina en het is duidelijk dat er onzekerheid bestaat over wanneer en hoe dit conflict zal eindigen.
- Op basis van de voorlopige uitspraken van het Internationaal Gerechtshof en breed gesteund door internationale opinies, is de commissie van mening dat er sterke aanwijzingen zijn voor mensenrechtenschendingen in de situatie van Israël-Palestina.
- In deze context bestaan er nu specifieke risico's voor academische en andere instellingen, maar ook voor onze medewerkers, de studenten en de bredere gemeenschappen die betrokken zijn bij en getroffen worden door deze samenwerkingen. Deze risico's op schade omvatten onder meer veiligheidsrisico's, kennisbeveiliging, academische vrijheid, reputatierisico's en het risico om medeplichtig te worden aan of onderworpen te worden aan mensenrechtenschendingen.
- De commissie erkent dat de positie van bestaande of beoogde academische institutionele partners in Israël anders is dan die in Palestina, vooral gezien de ernstige schade aan de academische sector in Gaza. De hieronder beschreven aanbevelingen zijn uitdrukkelijk niet bedoeld om inspanningen ter ondersteuning van de wederopbouw van het academische ecosysteem in Gaza te verhinderen.
Deze overwegingen leiden tot de volgende conclusie:
De commissie acht het van belang om het voorzorgsbeginsel onmiddellijk toe te passen op de samenwerking van de universiteit met haar partnerinstellingen: wanneer er een risico op ernstige schade bestaat, moeten effectieve en proportionele maatregelen worden genomen om de schade te voorkomen of te verminderen, ook wanneer er onzekerheid bestaat over de oorzaak, omvang en/of waarschijnlijkheid van de mogelijke schade.
Totdat de commissie haar grondige identificatie en beoordeling van de verschillende geformaliseerde partnerschappen heeft voltooid, moeten huidige en nieuwe samenwerkingen met de nodige voorzichtigheid worden benaderd, door ten minste de volgende aanbevelingen in acht te nemen.
Aanbevelingen
- Wat reizen betreft, wordt de universiteit geadviseerd om alle uitgaande mobiliteit van studenten of medewerkers naar Israël en/of Palestina op te schorten als onderdeel van bestaande uitwisselings- of onderzoekssamenwerkingsprogramma's.
- Ten aanzien van institutionele samenwerking met academische partners wordt de universiteit geadviseerd een moratorium (algemeen uitstel) in te stellen op alle nieuwe institutionele onderzoeks- en uitwisselingssamenwerkingen met partners in Israël en Palestina, tenzij de specifieke nieuwe samenwerking is beoordeeld door ACGS en is goedgekeurd door het College van Bestuur of de decaan van de faculteit die bij de samenwerking betrokken is.
- Met betrekking tot institutionele samenwerking met zakelijke partners wordt de universiteit geadviseerd om relevante bestaande en nieuwe samenwerkingspartners te vragen een Human Rights Impact Assessment te delen met speciale aandacht voor de situatie in Israël en Palestina en de uitkomst van die beoordeling te rapporteren aan het ACSC. 'Relevant' betekent dat er ten minste sprake is van een potentieel risico op schade zoals aangegeven in overweging 3.
- Voor individuele samenwerking met institutionele partners geldt dat individuele wetenschappers wordt geadviseerd deze samenwerking niet aan te gaan, tenzij de samenwerking met die partner is goedgekeurd door de decaan op basis van een advies van het ACSC. Dit type samenwerking omvat onder meer deelname aan promotiebegeleiding of beoordelings- en wervingsprocedures, en redacties voor tijdschriften die door universiteiten worden bestuurd, die in deze beoordelingsprocedure zijn betrokken.
- Ten aanzien van individuele, niet-institutionele samenwerking met individuele academici geeft de commissie geen formeel advies, zoals in de inleiding vermeld, maar laat zij dit over aan het oordeel van de individuele academicus. Dit type samenwerking omvat het uitvoeren van gezamenlijk onderzoek zonder institutionele contracten of financiering, zoals het schrijven van een gezamenlijk paper.
Verdere stappen
- De commissie zal haar beoordeling van bestaande institutionele samenwerkingen met academische partners in Israël en Palestina voortzetten en meer specifieke richtlijnen ontwikkelen.
- Als er twijfel ontstaat over de implementatie van bovenstaande aanbevelingen, kunnen faculteiten contact opnemen met het ACSC. Gelet op het feit dat het Erasmus MC een zelfstandige juridische entiteit is, zal de toepasselijkheid en uitvoering voor het Erasmus MC een nadere beslissing van het Erasmus MC behoeven.
- Als de universiteit of faculteiten op basis van deze of toekomstige aanbevelingen van het ACSC besluiten verdere stappen te ondernemen, wordt hen geadviseerd om juridische en contractuele verplichtingen zorgvuldig af te wegen.
Rotterdam, 23-08-2024
Nieuws
Publicaties
Het beoordelingskader is vastgesteld door het College van Bestuur en zal per advies dat wordt voorbereid toegespitst worden op de casus waarover advies moet worden uitgebracht.
Qualitative Assessment Model Sensitive Collaborations
In lijn met het eerder gepubliceerde Framework heeft de Advies Commissie Gevoelige Samenwerkingen (ACSC) een assessmentmodel ontwikkeld. Dit model is in twee dialoogsessies binnen de EUR-community gepresenteerd en voorgelegd aan belanghebbenden en experts. De feedback is verwerkt en de commissie gaat hiermee nieuwe en bestaande samenwerkingen wegen. De ervaringen met het gebruik van het model worden geëvalueerd zodat het een lerend proces blijft.
Als het gaat om institutionele samenwerkingen, dan zal de context en het partnerschap worden onderzocht aan de hand van een set relevante vragen, bronnen/referenties en reflectieve weging. Wanneer het primair gaat over individuele samenwerkingen, dan wordt de aanvrager of onderzoeker gevraagd het model te gebruiken als kritisch reflectie-instrument om de impact van de samenwerking in kaart te brengen. Een samenwerking wordt gezien als ‘sensitief’ wanneer landen/regio’s/bedrijven/industrie/communities betrokken zijn die te maken hebben met nationale of internationale restricties, of gelinkt kunnen worden aan mensenrechtenschendingen en/of controversiële maatschappelijke thema’s, of dat de centrale waarden van de EUR geweld worden aangedaan.
In het assessment wordt onderzocht welke risico’s er zijn, wie de partner is, wat de connectie met de risico’s is en wat het effect van onze acties mogelijk is. De risico-pijlers zijn gericht op Human Rights, EUR kernwaarden, kennisveiligheid en integrale veiligheid. Voorts zal ook altijd worden gekeken naar de juridische en reputationele consequenties, en de mogelijke condities waarbinnen de samenwerking plaatsvindt.
Met dit model worden zowel bestaande als toekomstige partnerschappen en samenwerkingsverbanden onderzocht om tot een gewogen advies te komen wanneer een verzoek hiertoe is ingediend. Dit model wordt momenteel ingezet op het lopende dossier Israël – Palestina; de ACSC is gestart met het assessment van de huidige partners. Leden van de EUR-gemeenschap worden van harte uitgenodigd om beschikbare informatie over partners en partnerschappen te delen met de commissie via acsc@eur.nl. Nadrukkelijk wordt verzocht om deze informatie feitelijk en zorgvuldig onderbouwd met (gewogen) referenties aan te leveren, en daarbij vooral informatie aan te dragen die antwoord geeft op de vragen die in het model zijn geoperationaliseerd.
In lijn met het Framework zal de kern van de adviezen publiek worden gemaakt wanneer deze definitief zijn, tenzij het College van Bestuur anders beslist.
Samenwerking
Zowel de Universiteit als individuele academici hebben de plicht om lopende en voorgenomen samenwerkingen tegen het licht te houden. Hier horen zaken als het risico op schending van mensenrechten, ethische toetsing, (kennis)veiligheid en risico op reputatieschade in ieder geval bij. Het moet bovendien niet zozeer gaan om het managen van risico’s maar vooral om het nemen van verantwoordelijkheid – ‘Open en Responsible Science’, betekent onder andere dat zowel de 'positieve elementen als de mogelijke schade' als gevolg van samenwerking erkend worden (Statuten The International Science Council).
Adviescommissie
Om EUR samenwerkingen te helpen beoordelen heeft het College van Bestuur de Adviescommissie Gevoelige Samenwerkingsverbanden (ACGS) ingesteld. De kernvraag waar de adviescommissie zich over zal buigen is niet of de (potentiële) partners de waarden, principes en andere onderdelen van EUR beleid en het EUR beoordelingskader volledig delen. Waar het om gaat is of de EUR academici en de universiteit als geheel, trouw kunnen blijven aan de eigen waarden en principes wanneer een samenwerking aangegaan wordt. De vraag die op tafel ligt is of de institutionele waarden en EUR integriteit mogelijk aangetast worden als gevolg van een (voorgenomen) samenwerking.
Het doel van de adviescommissie is om samenwerkingsrelaties te beoordelen zodat EUR mogelijke aantasting van institutionele waarden kan identificeren en kan adresseren zodat, zover dat redelijkerwijs mogelijk is, EUR activiteiten op zo’n manier worden ontplooid dat mensenrechten worden beschermd en bevorderd en de Erasmiaanse waarden van de universiteit worden waargemaakt.
De commissie geeft adviezen over specifieke samenwerkingen of over gevoelige situaties en onderwerpen op verzoek van het College van Bestuur of een decaan. De commissie is een adviserend orgaan; beslissingen over het opstarten, laten doorgaan of stopzetten van samenwerkingen worden genomen door het College van Bestuur in overleg met de decanen.
Het mandaat van de commissie
Het CvB heeft de commissie die zich buigt over gevoelige samenwerkingen op zo’n manier ingericht dat zij autonoom en onafhankelijk kan opereren waarbij er voldoende waarborg is voor het afleggen van verantwoording aan het CvB. De adviescommissie is onafhankelijk in haar werkzaamheden en in het formuleren van adviezen binnen het mandaat dat beschreven is in het raamwerk (zie onder).
De samenstelling van de commissie
De ACGS bestaat uit drie permanente leden en twee ad hoc leden. De leden zijn uitgekozen op basis van hun individuele expertise, waarbij gezocht is naar complementariteit. Commissieleden vertegenwoordigen geen specifieke belangengroepen maar nemen op persoonlijke titel zitting. De verschillende disciplinaire achtergronden en kennis van de commissieleden garanderen een gebalanceerd advies aan het CvB waarin verschillende perspectieven bij elkaar komen. De commissie streeft naar consensus in haar adviezen.
De permanente leden van de commissie
- Prof.dr. Ruard Ganzevoort
Voorzitter
Rector van het International Institute of Social Studies, professor of Lived Religion and Development & voormalig lid van de Eerste Kamer. - Prof.dr. Liesbeth Enneking
Permanent lid
Professor of Corporate Responsibility and Sustainability op de Erasmus School of Law. - Prof.dr. Michal Onderco
Permanent lid
Professor of International Relations op de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences.
Gezamenlijk brengen zij kennis en expertise in op het gebied van politiek, interculturele verschillen en religie (Ganzevoort), maatschappelijk verantwoord ondernemen in de context van wereldwijde waardeketens, de verantwoordingsplicht van bedrijven ten aanzien van mensenrechtenschendingen en duurzame ontwikkeling (Enneking), en internationale relaties en het militaire apparaat (Onderco).
Conform het raamwerk (zie onder) is er een additionele lid aangesteld voor de advisering van de commissie over samenwerking met Israël en Palestina. De positie van het tweede additionele lid wordt binnenkort opgevuld. Het betreft:
- Dr. Ward Vloeberghs
Additioneel lid
Senior Lecturer in Political Science op Erasmus University College.
Zij brengen specifieke expertise in op het gebied van het internationaal recht, mensenrechten en mensenrechtenschendingen, en het moderne Midden-Oosten.
Het secretariaat (René Teunissen) opereert onafhankelijk van de commissie en dient uitsluitend ter ondersteuning van de commissie.
Integriteit
De commissie is gecommitteerd aan de algemeen geldende integriteitsnormen- en waarden. Het gaat onder meer om onafhankelijkheid, rechtvaardigheid en objectiviteit (het streven naar advisering op basis van ratio en objectieve argumentatie); handelen in goed vertrouwen; betrouwbaarheid en behoedzaamheid (zich bewust zijn van het doel en de geloofwaardigheid van de commissie en haar mandaat, zorgvuldig handelen met betrekking tot informatie, mensen en bronnen); en het nemen van persoonlijke verantwoordelijkheid.
Onafhankelijkheid
De commissie is ervan overtuigd dat het essentieel is om samenwerking onpartijdig te beoordelen. Dit bekent dat commissie nooit een bepaalde kant zal kiezen tijdens de voorbereiding van een van haar adviezen en tot het uiterste zal gaan om iedere schijn van belangenverstrengeling in haar advisering en in eventuele interactie met belanghebbenden te voorkomen.
Mocht er sprake zijn van belangenverstrengeling (bijvoorbeeld wanneer een van de leden van de commissie een persoonlijk of professioneel belang heeft die zou kunnen interfereren met objectiviteit, onafhankelijkheid en neutraliteit) dan zal het desbetreffende lid hier openheid over geven en niet deelnemen aan de beraadslagingen.
Alle commissieleden verklaren, met betrekking tot de eerste casus – het advies over samenwerking met partners in Israël en Palestina niet betrokken te zijn bij een lopende samenwerking met partners in Israël of Palestina.
Transparantie en betrokkenheid
De commissie is ervan overtuigd dat transparantie van cruciaal belang is voor het creëren van draagvlak voor de procedures en methoden die zij gebruikt, voor het verkrijgen van begrip voor haar overwegingen en voor het versterken van bewustzijn bij de EUR studenten en staf ten aanzien van gevoelige samenwerkingen. Hierom zal de commissie in gesprek gaan met belanghebbenden en de EUR gemeenschap en zal zij transparantie betrachten over de adviezen die aangeboden zullen worden aan het CvB. Adviezen worden gepubliceerd, inclusief onderliggende argumentatie tenzij het CvB anders beslist.
Contact
De commissie is per email bereikbaar via het volgende e-mailadres: acsc@eur.nl.
Actuele casus
Het eerste advies van de adviescommissie aan het College van Bestuur zal gaan over samenwerking met Israëlische en Palestijnse instellingen.
Communicatie
De adviescommissie heeft het voornemen om regelmatig en transparant te berichten over de voortgang en adviezen. Vooralsnog is deze webpagina het belangrijkste kanaal hiervoor.