Ter gelegenheid van ons 22e lustrum reflecteren hoogleraren Arnold Bakker en Loes Keijsers op hoe onderzoek doen veranderd is door de jaren heen. Van tijdschriften kopiëren tot dagboekstudies op de smartphone. “Ik ben hoopvol dat over een aantal jaar onze nieuwe technologieën en producten die we ontwikkelen, opgepikt worden door de markt en voor elke jongere beschikbaar zijn. Met onze wetenschappelijk onderbouwde technologie, apps en campagnes kunnen dan we jongeren die mentale klachten hebben, sneller opsporen en sneller ondersteunen”, aldus hoogleraar Loes Keijsers.
Stencilen, floppydisks, inbellen, overheadprojectors: het zijn zaken uit een vervlogen tijdperk. Toch is dat tijdperk slechts 25 jaar geleden. Rond de eeuwwisseling was het doodnormaal om als onderzoeker zelf artikelen uit een tijdschrift te kopiëren of iets op de slaan op een floppydisk. Tijdens een college konden studenten je aantekeningen volgen via een overheadprojector. En je werkmail thuis bekijken was niet mogelijk, ook al had je zelf een internetverbinding waarop je kon inbellen.
"Toen ik 25 jaar geleden bezig was met onderzoek, ging ik naar de bibliotheek en zocht ik naar geschikte artikelen, die ging ik kopiëren. Daar was ik dan een dag mee bezig. Als ik nu ga zoeken, heb ik meteen een artikel, ga ik het meteen lezen, bedenk ik hoe het relevant is, en ga ik ermee aan de slag", vertelt Arnold Bakker, psycholoog en hoogleraar Arbeids- en organisatiepsychologie, aan NOS.
"Vandaag de dag is er veel minder tijd voor de makkelijke taken, zoals dingen inscannen, kopiëren, opzoeken, noem maar op. Dat is wel echt tekenend voor deze tijd. Het werk is geïntensiveerd, je aandacht wordt constant gevraagd." Hij vertelt erover in de context van burn-out, hetgeen25 jaar geleden overigens ook al bestond. Meer intensief of stressvoller werk kan uiteindelijk wel leiden tot een burn-out. “Uit ons recente onderzoek blijkt dat mensen die al veel stress ervaren meer moeite hebben om goed om te gaan met hun dagelijkse taakeisen en stressoren, waardoor de stress verder toeneemt – een verliesspiraal.”
Dagboekstudies per post
Niet alleen zijn de taken op een doorsnee werkdag sterk veranderd, maar ook de methoden van onderzoek doen. In de sociale wetenschappen werd er vroeger bijvoorbeeld vaak gebruik gemaakt van dagboekstudies. "Vroeger werden dagboekstudies gedaan met pen en papier. Dan droegen deelnemers een beeper, die hen een signaal gaf dat ze hun boekje moesten invullen”, vertelt Loes Keijsers, hoogleraar Pedagogiek. “Die boekjes moesten dan op de post, en onderzoekers typten alles over met de hand. Het was een levenswerk om zo’n studie te doen.” Dus voor de onderzoeker die van onderzoek doen zijn levenswerk maakt, kan er nu dankzij technologie veel meer binnen dat ene leven. De keerzijde is alleen wel dat het werk hier intensiever van wordt. Bakker: “Er is geen 'lummeltijd’ om te herstellen van de werkinspanning daarvoor.”
Melding via de app, data direct binnen
Tegenwoordig gebruikt Keijsers smartphones en serious games om inzicht te krijgen in het leven van individuele pubers. Tot voor kort was het vrijwel onmogelijk om individuele pubers direct en realtime in hun dagelijks leven te volgen. Maar nu kan dat wel dankzij de smartphone. Jongeren installeren de app op hun smartphone, krijgen een melding en vullen het direct in. Keijsers bevraagt op deze manier pubers meerdere keren per dag over wat ze doen, met wie ze zijn en hoe ze zich voelen. De data komt direct binnen bij de onderzoekers. Deze waardevolle data bewerkt ze met complexe tijdreeksanalyses. “Wij hebben als onderzoekers dan direct de data op onze veilige servers staan.” Ook zet ze samen met psychiaters, psychologen en ontwerpers cognitieve gedragstherapie om in serious games, die al duizenden jongeren hebben geholpen om beter met stress om te gaan. Hiervoor won Loes Keijsers in 2023 de Dr. Hendrik Muller Prijs.
De toekomst ligt in transdisciplinair onderzoek
“Ik vind fundamenteel wetenschappelijk onderzoek fascinerend, maar de toekomst van mijn werk ligt in impact maken”, vertelt Loes Keijsers. “Samen met maatschappelijke partners ervoor zorgen dat mentale gezondheid van jongeren verbetert. Dat is een enorme uitdaging. Maar ik ben hoopvol dat over een aantal jaar onze nieuwe technologieën en producten die we ontwikkelen opgepikt worden door de markt, en voor elke jongere beschikbaar zijn. Met onze wetenschappelijk onderbouwde technologie, apps en campagnes kunnen dan we jongeren die mentale klachten hebben sneller opsporen, en sneller ondersteunen. Dat doen we bijvoorbeeld met het Convergence project ProtectMe. Samen met data-scientists, designers, psychiaters, pedagogen en psychologen gaan we een grote uitdaging aan: voorkomen dat nog meer jongeren depressief worden.”
- Professor
- Professor
- Gerelateerde content