Wat onderzoeken we?
We onderzoeken de uitvoering van beleid. We zijn vooral geïnteresseerd in de houdbaarheid van de veronderstellingen over gedragsbeïnvloeding die aan beleid ten grondslag liggen. Hier zijn vragen naar de legitimering van beleid mee verbonden en naar de wijze waarop uitvoerenden beslissingen nemen in hun eigen organisatie, in beleidsnetwerken of in interactie met beleidssubjecten.
Waarom doen we dit onderzoek en op welke manier?
Al heel lang is bekend dat beleid dat op de tekentafel is bedacht in de praktijk over het algemeen heel anders uitpakt dan de bedoeling was. Het is en blijft relevant om te laten zien dat en waarom dit het geval is.
We onderzoeken uitvoeringspraktijken met behulp van uiteenlopende methoden. Denk hierbij aan het observeren en bevragen van inspecteurs over de manier waarop zij omgaan met organisatiehervormingen, het afnemen van een enquête onder Nederlanders over steun voor gedoogbeleid, het experimenteren met de invloed van juridisch medewerkers op rechterlijke beslissingen of het verrichten van een literatuurstudie naar de praktijkervaringen met de beleidstheorie Responsive Regulation.
Hoe maakt ons onderzoek impact?
Ongevalsrapportages zijn bedoeld om te leren van ongevallen. Als scholen met elkaar moeten concurreren om leerlingen aan te trekken dan verbeteren de schoolprestaties. Verontschuldigingen voor toegebrachte letselschade leiden tot vergiffenis. Ons onderzoek heeft aangetoond dat op deze ogenschijnlijk vanzelfsprekende veronderstellingen het nodige valt af te dingen. Afrekenen op fouten kan het leren van ongevallen in de weg staan; schoolprestaties verbeteren niet door concurrentie tussen scholen maar door ouderinspraak en de publicatieplicht van schoolprestaties; doordat daders meestal minder belang hechten aan het letsel dat zij hebben veroorzaakt dan slachtoffers, schieten hun verontschuldigingen dikwijls tekort waardoor vergiffenis uitblijft.
Deze drie tamelijk willekeurig gekozen voorbeelden illusteren dat onderzoek naar de houdbaarheid van beleidsveronderstellingen over gedragsbeïnvloeding aanknopingspunten biedt om beleid te herijken. Bovendien zet het aan tot kritische reflectie op de beleidstheorieen waarvan deze veronderstellingen zijn afgeleid en het politiek-bestuurlijke klimaat waarin ze gedijen.