Onlangs kon het Leeskabinet een mooie en belangrijke oude druk toevoegen aan de collectie boeken over Rotterdam. Het is een zogenaamd convoluut, dat wil zeggen een band waarin meerdere geschriften bij elkaar zijn gebonden. Het eerste werk is een exemplaar van de tweede druk van Rotterdamse Heldendaden onder de stadvoogdy van den jongen Heer Frans van Brederode, genaamt Jonker Fransen Oorlog, in 1756 uitgegeven door de Rotterdamse uitgever Philippus Losel. Ons exemplaar bevat de nog wel eens ontbrekende uitklapbare plattegrond van Rotterdam anno 1488.
De auteur, de jurist Cornelis van Alkemade (1654-1737), doet verslag van de Jonker Fransenoorlog, die tussen 1488 en 1490 plaatsvond. Het was de laatste oprisping van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, die de Zeeuwse en Zuid-Hollandse regio’s jarenlang verdeeld hadden. Een Hoekse minderheid stootte begin november 1488 door in Rotterdam, om vandaaruit deels succesvolle pogingen te ondernemen om steden en dorpen Hoeksgezind te krijgen. De Hoeken stonden onder leiding van Frans van Brederode, een jonkheer en afstammeling van een roemrijk adellijk geslacht. Hij hield Rotterdam acht maanden bezet, totdat de troepen van keizer Maximiliaan hem tot overgave dwongen. Met zijn dood in 1490 kwam er een einde aan de gewelddadige twisten.
Een van de steden die jonker Frans vanuit Rotterdam probeerde te veroveren, was Schiedam. Tot twee keer toe mislukten zijn aanvallen op de stad. Ons exemplaar bevat na het relaas over Rotterdam een verslag hiervan in de vorm van een theatertekst, de Comedie van ‘t beroerde Schiedam, toegeschreven aan Jacob Vinck.
Meegebonden in de perkamenten band is een ander geschrift van Van Alkemade, Inleidinge tot het Ceremonieel, en de Plegtigheden der Begraavenissen, en der Wapen-Kunde, uitgegeven in Delft, door Andries Voorstad, in 1713. Hierin beschrijft Van Alkemade de grafrituelen, graven en begraafplaatsen van de oude Germanen via de Grieken en Romeinen en de middeleeuwen tot aan zijn eigen tijd. Hij weidt ook uit over grafschriften en grafschenners. Dit boek bevat een fraaie titelgravure met geraamten en schedels én een gravure die het pronkgraf van Hugo de Groot laat zien, beide van de hand van Jan Goeree.