Het boekje valt niet erg op, tussen de tienduizenden banden van het Leeskabinet in de magazijnen. Maar wie het in handen krijgt en openslaat, raakt snel gefascineerd. De schrijver Romain Rolland was me vaag bekend, als linkse intellectueel in interbellum Frankrijk. Het fraai vormgegeven boekje is geïllustreerd door een van de grote grafische kunstenaars van zijn dagen, de Belg Frans Masereel. Genoeg reden om een en ander eens uit te zoeken!
Het gaat om een oorspronkelijk in 1921 geschreven en gedrukt filmscript, dat echter pas na de dood van Rolland in 1947 werd uitgegeven. De Nederlandse vertaling door Th. van Berkel verscheen bij de Wereldbibliotheek in 1949. In een hoogst origineel idioom - een mix van beschrijving, poëzie en scriptaanwijzingen - vertelt Rolland in drie bedrijven een verhaal van menselijke hoogmoed. De beschaving brengende machines, in het eerste bedrijf trots door de president aan het volk gepresenteerd, komen in de tweede akte in opstand, niets en niemand ontziend verwoesten ze stad en platteland. Beelden van Hollywood rampenfilms schieten je voor ogen. Redding komt niet van de gezagsdragers, maar van moedige burgers die het tij weten te keren. De machines behoeven onderhoud, blijken toch afhankelijk van de mens. De president en de bevolking komen tot inkeer en leven in het laatste bedrijf geheel in harmonie met de natuur in een idyllische, pastorale samenleving. Maar … de Meester van de Machines zit te broeden in een hoekje …
De fraaie houtsneden van Masereel refereren aan de beeldtaal van de Duitse expressionistische film. De beperkte gesproken tekst in het verhaal laat zien dat de geluidsfilm in 1921 nog moest worden uitgevonden (dat was in 1927 met The Jazz Singer). Voor de lezer van nu is het verhaal niet alleen leuk, maar ook relevant. Zo komt er een machine in voor die gedachten kan lezen, die voor iedereen zichtbaar worden geprojecteerd. Een voorafschaduwing van Facebook? En hoe zit het met onze huidige hang naar de natuur?
De inleiding met fragmenten uit de briefwisseling tussen Rolland en Masereel verklaart waarom de tekst niet tijdens Rollands leven mocht worden gepubliceerd: het is ‘niet door mij geschreven om te worden gelezen, maar om te worden gezien’. De film is er echter nooit gekomen, dus doen wij het toch maar met de tekst én de fraaie illustraties. [RLK B VI 7:70]