Maatwerk participatie: Hoe Rotterdam bewoners aanmoedigt

Interview met onderzoekers Vivian Visser en Roos Keller

De afgelopen decennia is burgerparticipatie steeds populairder geworden onder overheden en gemeenten, en Rotterdam vormt hierop geen uitzondering. Hoewel burgers worden aangemoedigd om hun wijken vorm te geven, voelt niet iedereen zich even uitgenodigd om deel te nemen. Om dit probleem aan te pakken, zet de gemeente zich in voor maatwerk in participatieprocessen. Dit inspireerde onderzoekers Vivian Visser, Roos Keller en Mike Holleman van het project "One Size Does Not Fit All" van de Erasmus Universiteit om de dynamiek van maatwerk participatie in Rotterdam te onderzoeken. In dit interview delen zij hun ervaringen en bevindingen over dit onderwerp.

Wat onderzoeken jullie en waarom?

Burgers uit lagere sociaaleconomische klassen zijn om verschillende redenen ondervertegenwoordigd in burgerparticipatie. Vaak wordt gedacht dat zij niet deelnemen door een gebrek aan tijd of middelen. Echter, Vivian Visser toonde in haar proefschrift aan dat er meer meespeelt. Gebrek aan vertrouwen in instituties, afkeer van bureaucratische rompslomp en gevoelens van minderwaardigheid kunnen de bereidheid om deel te nemen beïnvloeden. Wij hebben deze uitdagingen herkend en constateren dat er behoefte is aan maatwerk in participatie. Daarom onderzoeken we hoe ambtenaren participatie nu al op maat maken en hoe dat in de toekomst kan zorgen voor eerlijkere betrokkenheid.

Wie moet er veranderen?

Ons project richt zich op hoe ambtenaren hun gedrag en intenties kunnen aanpassen, evenals het ontwerp van participatieprocessen, om beter aan te sluiten bij de behoeften, verwachtingen en leefwerelden van burgers. Dit staat in scherp contrast met eerdere interventies, die vaak gericht waren op het aanpassen van burgers aan bestaande participatiemodellen. Een voorbeeld hiervan is de participatieworkshop waarin burgers de ‘juiste’ manier van participeren wordt aangeleerd. Deze aanpak is vaak niet succesvol en is volgens ons ook denigrerend. In plaats van burgers te leren zich aan te passen, vinden wij het essentieel om participatieprocessen structureel te aan te passen, zodat deze toegankelijker en inclusiever worden, met aandacht voor de verschillende manieren waarop mensen uit diverse sociaaleconomische achtergronden participeren.

Hoe onderzoeken jullie dit?

We richten ons op twee verschillende wijken in Rotterdam, Kralingen en Carnisse, waar we team- en wijkvergaderingen en bijeenkomsten bijwonen. Hoewel we ook met burgers praten om inzicht te krijgen in hun ervaring met participatie, ligt onze focus op ambtenaren en hun werkwijzen. Bewoners, vooral gemeenschappen in Zuid-Rotterdam, zijn jarenlang ‘onderzoeksobjecten’ geweest voor sociaalwetenschappelijk onderzoek. Vaak haalden onderzoekers gegevens op, vertrokken na hun project en gaven niets terug aan de gemeenschappen. Burgers raakten hier moe van. Rekening houdend met deze ‘onderzoeksmoeheid’, willen wij voorkomen dat we burgers onnodig lastigvallen. In plaats daarvan werken we samen met ambtenaren (en burgers): we luisteren naar elkaar, denken samen na over oplossingen en proberen echt duurzame verandering te creëren.

Wat hebben jullie tot nu toe opgemerkt?

In eerste instantie wilden we met en voor ambtenaren tools ontwikkelen om participatie op maat te maken. Maar zodra we het veld betraden, merkten we dat de gemeente eigenlijk al op veel manieren participatie aan het aanpassen is. Zo was er een keer een bijeenkomst met burgers waarbij een ambtenaar twee presentaties voorbereidde: één met diepgaande technocratische informatie en één die meer ruimte bood voor input van deelnemers. Hij kende de bewoners van de buurt persoonlijk en koos, op basis van wie hij verwachtte op de bijeenkomst, voor één van de twee presentaties. Ambtenaren delen burgers dus in groepen in op basis van sociale kenmerken en benaderen elke groep anders. Dit sluit aan bij het beleid van de gemeente rondom maatwerkparticipatie: maatwerk wordt aangemoedigd, maar er is een gebrek aan richtlijnen over hoe dit precies moet gebeuren.

Uit onze observaties concluderen we dat het probleem niet zozeer het gebrek aan maatwerk is, maar eerder de ad-hoc en subjectieve aard ervan, die inclusie in de weg kan staan. Aan de ene kant kan maatwerk bijdragen aan eerlijke participatieprocessen. De eerdergenoemde ambtenaar koos bijvoorbeeld voor de presentatie met veel ruimte voor vragen en opmerkingen, omdat hij verwachtte op basis van wie hij van tevoren zag binnenlopen dat de aanwezigen vooral hun standpunten wilden delen. Aan het eind van de avond voelden de mensen zich gehoord en verlieten ze tevreden de bijeenkomst.

Aan de andere kant kunnen stigmatisering, stereotypering en vooroordelen eerlijke participatie in de weg staan. Zo zei een ambtenaar tijdens een netwerkbijeenkomst in Kralingen dat er een "duidelijk verschil" was tussen de al actieve burgers die aanwezig waren en een groep minder actieve burgers – waarschijnlijk uit lagere sociaaleconomische klassen – die het eten hadden verzorgd, maar niet aanwezig waren. Hoewel dit positief geïnterpreteerd zou kunnen worden als een vorm van betrokkenheid, kan het ook stigmatiserend zijn, omdat de ambtenaar mogelijk aannam dat deze mensen alleen willen participeren door eten te bereiden, in plaats van daadwerkelijk aanwezig te zijn en op een voor hen comfortabele manier mee te doen.

Deze bevinding leidde tot een verandering in de richting van ons onderzoek. Momenteel streven we ernaar om de impliciete kennis die ambtenaren hebben over en toepassen op verschillende groepen burgers expliciet te maken: op basis van welke kenmerken worden burgers in welke groepen ingedeeld? Door dit bloot te leggen, kunnen we uiteindelijk helpen om het proces van maatwerk systematischer te maken, wat de kans op denken in en handelen naar stereotypen en vooroordelen zal verkleinen. Namelijk, zolang de kennis van ambtenaren over burgers impliciet blijft, zullen stigmatisering en stereotypering hoogstwaarschijnlijk onopgemerkt blijven.

Wat hopen jullie te bereiken?

Ons uiteindelijke doel is om een eerlijker en inclusiever kader te creëren voor maatwerkparticipatie in Kralingen en Carnisse, gebaseerd op de kennis van wijkmanagers en netwerkers. Uiteindelijk willen we dat dit ook in andere Rotterdamse wijken en misschien zelfs in andere steden gebruikt wordt. Door eventuele vooroordelen en aannames bloot te leggen, hopen we stigmatisering te voorkomen en ervoor te zorgen dat alle burgers – ongeacht hun sociaaleconomische status – de kans krijgen om zinvol deel te nemen.

Momenteel werken we aan een praktische interventie, zoals een mengpaneel of workshop, waarmee ambtenaren kunnen reflecteren op waarom en op basis van welke criteria zij bepaalde keuzes maken over specifieke burgers. Ook hebben we dankzij dit onderzoek een idee gekregen voor een vervolgproject, waarin we de rol van emoties willen onderzoeken in de interactie tussen ambtenaren en burgers tijdens participatieprocessen, met focus op de impact van deze dynamiek op sociale ongelijkheden.. 

Universitair Docent
Onderzoeker
Onderzoeker
Mike Holleman
Meer informatie

Vital Cities and Citizens 

Met het Erasmus Initiative Vital Cities and Citizens (VCC) wil de Erasmus Universiteit bijdragen aan de kwaliteit van leven in stedelijke gebieden. In vitale steden kunnen de inwoners hun levensdoelen bereiken door educatie, zinvol werk en deelname aan het publieke leven. De vitale stad is een platform voor creativiteit en diversiteit, een veilige ontmoetingsplaats voor verschillende sociale groepen. De betrokken onderzoekers focussen zich op een van de volgende subthema’s:   

  • Inclusieve Steden en Diversiteit  
  • Duurzame en Rechtvaardige Steden 
  • Slimme Steden en Gemeenschappen 
  • Veerkrachtige Steden en Stedelingen 

VCC is een samenwerking tussen Erasmus School of Social and Behavioural Sciences (ESSB), Erasmus School of History, Culture and Communication (ESHCC) en International Institute of Social Studies (ISS). 

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen