'Het is belangrijk dat je als leerling op een passende plek terechtkomt. Een plek die aansluit bij je talenten, wensen en toekomstplannen. Waar je het beste uit jezelf kunt halen. Ongeacht wie je ouders zijn, waar je bent opgegroeid of op welke basisschool je hebt gezeten.' Hoewel we het grotendeels eens zijn met deze woorden van minister Wiersma in een recente kamerbrief [1] (dd 3 april 2023), zijn we het volstrekt oneens met zijn idee dat de selectie aan het eind van het primair onderwijs hieraan bijdraagt. NIVOZ-medewerkers Leone de Voogd en Rob Kickert, tevens onderzoeker aan Erasmus Universiteit, betogen: onze drang naar meting en selectie ondermijnt juist de kwaliteit van het onderwijs. En ontneemt zo élk kind de kans om zich optimaal te ontplooien.
Dit artikel is afkomstig van NIVOZ
Hoe bied je elke leerling voldoende uitdaging, zonder het te overvragen? Ons onderwijssysteem, waarin we leerlingen op 11-jarige leeftijd indelen op verschillende niveaus van het voortgezet onderwijs, lijkt een antwoord te bieden op dit dilemma. Als je leerlingen op een goede manier in groepen kunt indelen en op hun eigen niveau en tempo kunt onderwijzen, bied je ieder kind een passende plek én sla je een enorme efficiency-slag. Althans, dat is in het kort de redenering achter ons onderwijssysteem.
In de praktijk blijken er problemen te kleven aan onze manier van selecteren. Leerlingen worden over- of ondergeadviseerd, waarbij er structurele ongelijkheden optreden [2]. Er geldt immers: hoe vroeger je selecteert, hoe minder tijd er is voor het onderwijs om invloed te hebben, hoe meer de beginsituatie van het kind bepalend is voor de selectie. Bovendien zijn er zorgen over toetsstress bij leerlingen, die net als hun leraren en schoolleiders zuchten onder de ‘toetsdruk‘ [3]. De zorgen en kritiek zijn niet nieuw, maar hebben nog niet geleid tot een fundamentele aanpassing van het systeem. Hooguit wordt af en toe geschoven met de timing van de eindtoets en het relatieve belang dat de toets en de inschatting van de leraar daarmee hebben in het schooladvies.
Wij pleiten hier voor een fundamentelere aanpassing van ons systeem, waarin we stoppen op 11-jarige leeftijd een selectie te maken. Het probleem is namelijk niet slechts dat de huidige selectie imperfect is, het probleem is dat een deugdzame selectie volstrekt onmogelijk is, vanwege drie problemen.
Niet alles van waarde is meetbaar
Het eerste probleem is dat het niet mogelijk is om middels toetsen valide te meten wat we belangrijk vinden in het onderwijs. En juist wanneer veel belang aan toetsen gehecht wordt, is dit cruciaal. De selectie die op basis van toetsen gemaakt wordt, moet immers wel kloppen. Als dat wat je toetst niet representatief is voor wat je belangrijk vindt dat kinderen leren of geleerd hebben, kom je op basis daarvan tot een verkeerde selectie.
In de realiteit is het echter niet perfect mogelijk om alle relevante aspecten van leren even betrouwbaar te meten. Bij het beoordelen van bijvoorbeeld kritisch denken, uitdrukkingsvaardigheid, sociaal-emotionele ontwikkeling, of creativiteit komt namelijk een hogere mate van subjectiviteit kijken dan bij het beoordelen van de antwoorden op kennisvragen; wat de ene persoon creatief vindt, vindt de ander onzinnig. Met als gevolg dat het voor het oordeel over een leerling uitmaakt wie de toets beoordeelt, iets wat door velen onwenselijk wordt geacht. En dus meten we alleen díé dingen die wél betrouwbaar te beoordelen zijn: vragen met goede en foute antwoorden. Zo kunnen we ‘eerlijk’ beoordelen wie op welk niveau ingedeeld moet worden. ‘Eerlijk’ omdat het voor het oordeel niet uitmaakt wie de toets nakijkt. Maar omdat we zaken als creativiteit nu volledig buiten beschouwing laten, hebben we om dat betrouwbare oordeel te verkrijgen de baby met het badwater weggegooid. En daardoor is dat betrouwbare oordeel totaal niet valide. Simpel gezegd: we zien té veel niet om selectie op basis van dit soort toetsen eerlijk te noemen.
In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst
Stel nu dat we wél valide zouden kunnen meten wat een leerling in de volle breedte geleerd heeft en een eerlijke selectie zouden kunnen maken op basis van wat we belangrijk vinden. Dan dient zich nog steeds een tweede probleem aan: de indeling in groepen blíjft niet eerlijk, omdat we potentie en toekomstig schoolsucces niet kunnen voorspellen.
We lijken te denken dat wat een leerling nu kan en weet een goede voorspeller is van de potentie van de leerling. En dat we zodoende op 11-jarige leeftijd kunnen bepalen waar iemand op zijn 18e toe in staat zal zijn. Maar de ontwikkeling van kinderen is zeer onvoorspelbaar en vindt bovendien plaats in een complexe interactie met de omgeving. Daarom is het onvoorstelbaar dat we blijkbaar denken dat we zeven jaar in de toekomst kunnen kijken. Hoewel de grondgedachte in ons onderwijs is dat kinderen zich kunnen ontwikkelen, geloven we kennelijk dat zij al vanaf jonge leeftijd niet meer van onderlinge rangorde kunnen wisselen.
Toegegeven, de huidige voorspellingen kloppen doorgaans. De meeste leerlingen met havo-advies maken immers de havo af. Maar dat kan net zo goed een voorspelling zijn die zichzelf waarmaakt als dat het een juiste voorspelling geweest kan zijn [4]. Veel kinderen gaan zich immers gedragen naar de verwachtingen die anderen van ze hebben [5]. En ja, we delen weliswaar ‘slechts’ in waar je op je 11e terecht zal komen, maar deze indeling is daarna niet erg flexibel, en het wordt leerlingen steeds moeilijker gemaakt om op te stromen [4]. De kinderen die naar het vwo mogen, kunnen altijd nog alle kanten op - zowel universiteit als mbo liggen nog open. Voor de kinderen die naar de ‘lagere’ onderwijsniveaus moeten, wordt de keuzevrijheid echter aanzienlijk ingeperkt of op zijn minst bemoeilijkt’.
De ondermijnende werking van belangrijke metingen
Het derde probleem komt voort uit de eerste twee problemen. Door de grote en blijvende consequenties van de selectie worden de toetsen erg belangrijk voor de leerling, diens ouders, de leraar en de school. De prestaties op de eindtoets en toetsen van het leerlingvolgsysteem zijn van enorm belang voor het uiteindelijke opleidingsniveau, en daarmee voor de toekomstige maatschappelijke positie van onze kinderen. Zij weten dit, hun ouders weten dit, hun leraren weten dit ook. En ook de scholen worden afgerekend op die prestaties [4]. Daarmee zijn alle betrokkenen erbij gebaat dat de prestaties op de metingen zo goed mogelijk zijn en dat ondermijnt het onderwijs.
Een logisch gevolg is namelijk dat het onderwijs steeds meer vernauwd raakt tot datgene wat gemeten wordt [6]. Daardoor raken de moeilijker meetbare aspecten van het leren, zoals creativiteit, uitdrukkingsvaardigheid, sociaal-emotionele ontwikkeling of kritisch denken, in de verdrukking. Schoolleiders moeten immers zorgen voor goede prestaties om te voorkomen dat hun school als zwak bestempeld wordt. Leraren weten dat een brede ontwikkeling op lange termijn eigenlijk van belang is. Ze voelen zich in het belang van de toekomstige maatschappelijke positie van kinderen echter genoodzaakt hen te helpen aan de goede toetsprestaties die nodig zijn voor een ‘hoge’ vervolgopleiding. Daarnaast ontstaat er logische druk vanuit ouders, die het belang kennen van goede prestaties. Vooral hoogopgeleide ouders zijn in staat om de selectie te beïnvloeden. Bijvoorbeeld door bijles te kunnen betalen ter voorbereiding op de toets, of door druk uit te oefenen op leraren en scholen om de schooladviezen te verhogen ná de toets [2]. Ook kinderen zijn niet blind voor het belang van de toets en voelen de druk van ouders en leraren. Velen worden angstig en gestrest en verliezen hun leerplezier [7]. Degenen die slecht presteren gaan denken dat ze dom zijn en zich daarnaar gedragen [8]. Terwijl er zó veel dingen zijn waar ze goed in zijn. Maar die meten we niet. En het belangrijkste signaal dat dit soort toetsen aan ze geeft? Leren is niet leuk.
Onmogelijk en onwenselijk
Kortom, we kunnen leren niet goed genoeg meten, we kunnen de leerpotentie evenmin goed voorspellen, en door dit toch te doen brengen we het onderwijsproces fundamentele schade toe. Leerlingen op 11-jarige leeftijd indelen in vaste groepen die bepalend zijn voor de rest van hun leven, is daarom niet te rechtvaardigen. Dat gaan we ook niet verbeteren met een betere meting. Het kán niet, omdat elke meting die ingezet wordt voor deze selectie onherroepelijk bovenstaande problemen met zich meebrengt.
Het is belangrijk om te beseffen dat we op dit punt gekomen zijn vanuit een geschiedenis waarin je maatschappelijke positie al bij je geboorte vaststond. De weg naar het huidige systeem was daarom geplaveid met goede intenties. Het doel was steeds om er een rechtvaardiger systeem van te maken. Desalniettemin is met de kennis van nu, het maken van een deugdelijke selectie op 11-jarige leeftijd onmogelijk, onwenselijk en onmenselijk
[2] Elffers, L. (2022). Onderwijs maakt het verschil: kansengelijkheid in het Nederlandse onderwijs. Amsterdam University Press.
[3] Jongeren en het zorgen voor hun morgen (2022). Geraadpleegd van: https://www.onderwijsraad.nl/publicaties/publicaties/2022/05/23/jongeren-en-het-zorgen-voor-hun-morgen
[4] Heij, K. (2021). Van de kat en de bel: Tellen en vertellen met de eindtoets basisonderwijs.
[5] Rosenthal, R., & Jacobson, L. (1968). Pygmalion in the classroom. The urban review, 3(1), 16-20
[6] Berliner, D. (2011). Rational responses to high stakes testing: The case of curriculum narrowing and the harm that follows. Cambridge journal of education, 41(3), 287-302.
[7] Boer, M., van Dorsselaer, S. A. F. M., de Looze, M., de Roos, S. A., Brons, H., van den Eijnden, R., ... & Stevens, G. (2022). HBSC 2021. Gezondheid en welzijn van jongeren in Nederland.
[8] Van den Bulk, H.C.M. (2011). Later kan ik altijd nog worden wat ik wil: statusbeleving, eigenwaarde en toekomstbeeld van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Dissertatie: Universiteit Utrecht.
- Onderzoeker
- Onderzoeker