Ouderen wonen steeds langer thuis, maar is hun buurt wel leeftijdsvriendelijk? Warsha Jagroep van Erasmus School of Health Policy & Management bevroeg voor haar proefschrift Surinaamse ouderen over hun buurt. Die sluit lang niet altijd aan op hun behoeften, zo laat haar onderzoek zien. Dat terwijl Surinaamse ouderen gemiddeld minder bewegen en vaker kampen met chronische ziekten.
Waarom is de buurt voor ouderen zo belangrijk?
“Als je ouder wordt, dan wordt je wereld letterlijk en figuurlijk kleiner. Ouderen zijn minder vitaal en spenderen meer tijd in hun buurt. Ze komen dus minder ver en ze houden steeds minder vrienden en familie over. Als je eenmaal met pensioen bent, valt ook de sociale interactie op werk weg. De faciliteiten in de buurt hebben invloed op het welzijn. Dat kan iets heel knulligs zijn, zoals stoeptegels die niet goed liggen. Je kunt ook denken aan sociale voorzieningen zoals buurthuizen.”
Waarom is het belangrijk specifiek naar de behoeften van Surinaamse ouderen te kijken?
“De Surinaamse ouderen zijn een van de grootste groep met een migratieachtergrond in Nederland, maar worden vaak over één kam geschoren als autochtone ouderen. Ik snap dat deels wel, omdat zij bijvoorbeeld niet dezelfde taalbarrière hebben als Marokkaanse of Turkse ouderen. Toch laat mijn onderzoek zien dat Surinaamse ouderen andere behoeften hebben, bijvoorbeeld als het gaat om sociale en fysieke activiteiten. Tegelijk zie je dat chronische ziekten, zoals Diabetes II, vaker voorkomen bij deze groep en dat zij minder bewegen. Een spinningklasje spreekt Surinaamse ouderen niet altijd aan, maar traditionele dans lopen ze wel warm voor.”
Je onderzoek speelde deels tijdens de coronapandemie. Wat viel toen op?
“Surinaamse ouderen waren meer op zichzelf aangewezen. Ze zijn afhankelijk van buurthuizen voor sociale activiteiten, omdat hun sociale netwerk vaak kleiner is. Ze hebben wel behoefte aan emotionele steun, zoals een praatje. Dat er op bankjes plantenbakken werden gezet, maakte niet alleen dat ze minder gingen wandelen, maar ook dat ouderen minder snel aanspraak hadden. Verder begrepen Surinaamse ouderen de informatie van de persconferenties lang niet altijd. Hierbij konden ze niet terugvallen op hun netwerk om juiste informatie te krijgen of om die beter te begrijpen.
Je hebt niet alleen vragenlijsten afgenomen, maar ook veel Surinaamse ouderen gesproken. Wat is je het meest bijgebleven?
“Het was aan het begin best lastig om ouderen te vinden die mee wilden werken. Ze zijn niet zo bekend met dit soort onderzoek en zijn gehecht aan hun privacy. Zodra ze er een gezicht bij hadden, wilde iedereen me helpen. Ze wilden dan eerst weten waar in Suriname mijn roots liggen. Sommige ouderen app ik nog mee. Er komt zelfs een mevrouw speciaal uit Amsterdam voor mijn verdediging. Ook kon ik nooit weggaan zonder dat ik iets te eten aangeboden kreeg.”
Over eten gesproken; welke rol speelt de eetcultuur bij Surinaamse ouderen?
“Eten is erg belangrijk voor ze. Ze vinden het fijn als er een toko in de buurt is waar ze typische Surinaamse groenten en kruiden kunnen halen. Toch is er lang niet altijd zicht op wat nou precies gezond is. Zo denken Surinaamse ouderen vaak dat bittere groenten goed zijn voor de suikerspiegel. Een laagdrempelige interventie kan dus een kookworkshop zijn waarin ouderen leren hoe je een gezonde en lekkere traditionele maaltijd kan klaarmaken. Dat kan prima hand in hand gaan.”
Wat zie je als de belangrijkste les van je onderzoek?
“De ouderenpopulatie wordt steeds meer divers en ik denk dat we daar meer oog voor moeten hebben. De wensen van verschillende ouderenpopulaties zijn niet gelijk, terwijl de voorzieningen in de buurt erg belangrijk zijn voor het welzijn. Ook zie je dat naarmate er meer voorzieningen zijn, dit als een soort buffer fungeert. Dus als je een sterk sociaal netwerk hebt, is het misschien minder erg dat er geen toko is in de buurt. Het is in het leven vaak zo dat je niet alles kan krijgen wat je zou willen.”
- Promovendus
- Gerelateerde content