Sinds 2020 kunnen partners vijf weken ouderschapsverlof aanvragen. Het betaalde vaderschapsverlof was daarvoor slechts twee dagen. Familiesocioloog Renske Keizer pleitte al langer voor een verruiming van de regeling voor vaders. Haar onderzoek laat zien dat dit ongelijkheid op meerdere manieren kan tegengaan. In 2016 nodigde Lodewijk Asscher, de toenmalig minister van Sociale Zaken, Keizer uit om input te leveren voor een wetsvoorstel.
Je bent hoogleraar familiesociologie bij de EUR. Wat houdt dat precies in en waar richt jouw onderzoek zich op?
"Mijn onderzoek ligt op het snijvlak van de familiesociologie en ongelijkheidssociologie, ook wel stratificatiesociologie genoemd. Ik kijk naar de rol die families spelen bij het in stand houden, vergroten of juist verkleinen van ongelijkheid. Misschien ken je de uitdrukking: 'wie voor een dubbeltje geboren is wordt nooit een kwartje'. De onderliggende mechanismes wil ik blootleggen; wat gebeurt er in families dat ongelijkheid in stand wordt gehouden en hoe speelt overheidsbeleid een rol?"
Wet over geboorteverlof
Sinds 1 januari 2019 krijgen partners eenmaal het aantal werkuren per week aan geboorteverlof (dit moet worden opgenomen in de eerste vier weken na de geboorte; volledig betaald). Sinds 1 juli 2020 kunnen partners ook maximaal 5 weken aanvullend geboorteverlof opnemen. Tijdens het verlof krijgt de partner geen salaris, maar een uitkering van het UWV (70% dagloon). Zij moeten het aanvullend geboorteverlof opnemen binnen 6 maanden na de geboorte van het kind. En zij moeten eerst het geboorteverlof van 1 week hebben opgenomen.
Waarom is het voor jou zo belangrijk om hier onderzoek naar te doen?
"Omdat we bijna overal ter wereld, ook in westerse landen, zien dat sociale ongelijkheid tussen kinderen groeit. We weten dat verschillen in het opvoedgedrag van ouders deze ongelijkheid in stand houden, maar we weten nog heel weinig over waardoor dat komt. In ons onderzoek proberen we de achterliggende mechanismes bloot te leggen, waarbij we ook aandacht hebben voor verschillen in opvoedgedragingen tussen ouders. Dit onderzoeken we door bijvoorbeeld observaties te doen bij huishoudens waarbij we kijken naar ouder-kind interacties, maar onze onderzoeksgroep kijkt ook op macroniveau naar de invloed van beleid op het functioneren van families en ongelijkheid daarin."
Voor een studie volgen jullie honderd gezinnen over langere tijd. Wat laat dat zien?
"We zien weinig verschillen naar sociale klasse in de kwaliteit van opvoedgedragingen van vaders en moeders. Wel zagen we bij vaders, sterker dan bij moeders, verschillen naar sociale klasse in de mate waarin zij betrokken waren bij de opvoeding. Het onderzoek laat dus zien dat je vaders als opvoeders niet moet vergeten en dat juist wat betreft de betrokkenheid bij de opvoeding winst valt te behalen wat betreft het verkleinen van verschillen naar sociale klasse."
Vandaar ook jouw pleidooi voor een ruimhartiger vaderschapsverlof?
"Toen ik mijn onderzoek naar vaderschap startte, hadden vaders nog maar recht op twee dagen betaald verlof. Een dag om bij de bevalling te zijn en nog een dag om de pasgeborene aan te geven bij de burgerlijke stand. Dat werpt barrières op om vanaf de start betrokken te zijn bij de opvoeding. Vaders die heel graag betrokken willen zijn, moeten dat dan niet alleen zelf organiseren, maar vooral ook zelf betalen. Dat kan niet iedereen zich veroorloven en zo vergroot je dus niet alleen ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen gezinnen met meer en met minder financiële middelen."
Je bent uitgenodigd in 2016 door Lodewijk Asscher, toen minister van Sociale Zaken, om te praten over het vaderschapsverlof. Hoe komt zo’n ontmoeting tot stand?
"Het onderwerp leefde op dat moment sterk in de samenleving. Ik bekleedde de eerste leerstoel ter wereld die specifiek Vaderschap betrof (aan de UvA), en had op basis van wetenschappelijke inzichten en mijn eigen onderzoek interviews gegeven over vaderschap en het Nederlandse vaderschapsverlof, waaronder ook een uitgebreid interview in het Parool. Asscher had dat gelezen en nodigde mij uit om over mijn onderzoek te komen praten. Hij gaf aan dat hij ook zat met het summiere vaderschapsverlof. Hij vroeg mij naar de implicaties van mijn onderzoek voor beleid. Hij toonde veel interesse en had zich duidelijk goed ingelezen."
Je standpunt werd dus breed opgepikt en is meegenomen in een nieuw wetsvoorstel. Wat maakte dat jouw verhaal aansloeg denk je?
"Ik denk dat het momentum erg meezat, omdat er veel maatschappelijke discussie was over het vaderschapsverlof. Ik heb altijd al belangrijk gevonden dat mijn bevindingen niet in de la blijven liggen. Maar ik merkte al snel dat er een vertaalslag nodig was van recente wetenschappelijke inzichten naar de implicaties voor beleid. Wetenschappelijk jargon slaat vaak niet aan. Bij RTL Late Night gaf ik aan dat Nederland op gebied van vaderschapsverlof onderaan bungelt in Europa en dat we daarmee op hetzelfde niveau stonden als Rwanda en Pakistan. Dat is een boodschap die duidelijk overkwam. Coalitiepartner VVD was terughoudend over een eventuele verruiming van het verlof. Maar als je dan onderzoek laat zien dat toont dat moeders zeven procent meer verdienen voor iedere maand extra vaderschapsverlof, wordt de maatregel ook voor een partij als de VVD beter te verkopen richting hun achterban."
De uitbreiding van het vaderschapsverlof is er gekomen. Zijn we er nu wat jou betreft?
"Het is een belangrijke stap, maar wat ik heel jammer vind is dat maar 70 procent van het inkomen wordt doorbetaald. Ik heb gepleit voor 100 procent van het inkomen tot een bepaalde inkomensgrens. Nu is het voor een gezin dat rond het bestaansminimum leeft niet altijd haalbaar om het verlof ook op te nemen. Mijn pleidooi is overigens niet dat alle vaders verlof moeten opnemen. Ik zou alleen graag zien dat er geen beleidsmaatregelen worden geïmplementeerd die ongelijkheid vergroten. Er is dus nog ruimte voor verbetering."
- Professor
- Meer informatie
- Gerelateerde content