Volgens het nieuwe boek 'Accountable – how we can save capitalism', kan het kapitalisme zichzelf van binnenuit transformeren tot een systeem waarin klimaatverandering stopt en er meer gelijkheid komt. Echter, volgens Prof. dr. Irene van Staveren is dit 'te mooi om waar te zijn'. In dit verdiepende artikel legt prof. dr. Irene van Staveren, o.a. Professor of Pluralist Development Economics aan het Institute of Social Studies van de Erasmus Universiteit Rotterdam en columnist bij Trouw, helder en nauwkeurig uit waarom dat zo is.
De machinekamer van het kapitalisme
Het boek van O’Leary and Valdmanis zit knap in elkaar. Het is vlot geschreven en neemt de lezer mee in hun visie op de toekomst van beursgenoteerde bedrijven vanuit wat zij de machinekamer van het kapitalisme noemen. De
auteurs zijn namelijk social impact investors. En ze betogen dat het kapitalisme gered kan worden als beursgenoteerde bedrijven (en andere bedrijven) zich laten leiden door hun purpose in plaats van kortetermijnwinsten. Maar, en dit is hun argument, niet door een trade-off tussen winst en social impact, maar door een win-win van winst èn impact zonder dat de overheid dat reguleert of anderszins nodig is.
Waar de schoen wringt
Dat klinkt als te mooi om waar te zijn en dat is het naar mijn mening ook. De auteurs weten me niet helemaal te overtuigen, hoewel ze wel een aantal goede voorbeelden noemen en uitwerken die laten zien dat het kan. Precies daar wringt de schoen. Het kan. Maar dat weten we allang, met succesvolle bedrijven als Triodos Bank en The Body Shop. Ik hoopte op een waterdichte argumentatie dat het niet alleen kan, gedreven door goede wil, moed en doorzettingskracht van verlichte ceo’s à la Paul Polman, maar dat het binnen het kapitalisme ook zo’n grote business case is dat het het nieuwe normaal wordt. Dat het, om het anders te formuleren, nog de enige mogelijkheid is om als bedrijf overeind te blijven.
Gaten in de argumentatie
Voordat ik echter de gaten in de argumentatie belicht, zal ik eerst de kracht van het boek bespreken. Zeker voor degenen voor wie fundamentele kapitalismekritiek een brug te ver is heeft het boek veel te bieden. Aan de hand van voorbeelden van Amerikaanse bedrijven die hetzij alleen gaan voor winstmaximalisatie, hetzij gaan voor purpose, bouwen ze stap voor stap hun argument op. Maar de bedrijfsvoorbeelden klinken wel heel rooskleurig. Zoals het geval van Unilever dat nipt een overname door Kraft Heinz wist te voorkomen dat als een heldenverhaal neergezet wordt. Maar wij weten beter.
De eerste twee stappen
De prijs die betaald werd bestond uit het voortijdig vertrek van een gefrustreerde Polman en het afstoten van de prima draaiende margarinetak die nu juist aan de basis van de Nederlandse helft van het bedrijf stond, om zo geld op te halen voor een hogere uitbetaling aan teleurgestelde aandeelhouders. De eerste stap van de argumentatie is de erkenning dat de meerderheid van de Amerikanen (maar hetzelfde zou kunnen gelden voor Nederlanders) aandeelhouder is, direct door eigen beleggingen of indirect via hun pensioenfonds. Zeker als het gaat om onze pensioenen, zeggen O’Leary en Valdmanis, beleggen we met zijn allen voor de lange termijn, om later te kunnen genieten van ons pensioen in een leefbare wereld. De tweede stap in de argumentatie is dat voor de meeste beleggers een groot deel van het geld waarmee geïnvesteerd wordt komt uit inkomen uit arbeid – zeker als het gaat om pensioenbeleggingen.
De derde stap
Dat betekent dat we simpelweg allemaal belang hebben bij voldoende werkgelegenheid en goede lonen. De derde stap behelst een slimme verschuiving van perspectief. Daarin wordt namelijk geredeneerd vanuit de burger in plaats van de belegger. Want dat zijn we natuurlijk ook – we combineren verschillende rollen in het leven. De auteurs stellen dat wij als burgers lijden onder negatieve externaliteiten van bedrijven die alleen op de korte termijn gericht zijn. De oplossing is dat we als beleggers via spreektijd en petities op aandeelhoudersvergaderingen, als klanten via boycots, als werknemers via werkonderbrekingen of als toeleveranciers via onderhandelingen eisen om verbeteringen van arbeidsomstandigheden of het milieu.
De why van de WHY
Nu erkennen de auteurs dat dat nogal vrijblijvend is. Dus stellen ze aan het einde van het boek voor dat bedrijven hun handvest aanpassen door een concreet purpose als doel te stellen, door zich erop te laten afrekenen door alle stakeholders, en door dat te doen door het purpose in hun businessmodel te verankeren. Ze verwoorden het mooi: 'Purpose is de meest gedestilleerde vorm van een strategie' (p. 214). Maar de grote vraag is natuurlijk: hoe dan? Zeker als ze er geen rol voor de overheid bij zien weggelegd en het geheel vrijwillig tot stand zou moeten komen. Waarom zou een Kraft Heinz bijvoorbeeld dit doen? Of Warren Buffett? Of Shell?
Het begint bij jezelf
De auteurs zijn ook fel tegen de divestment-beweging die wil dat beleggers zoals pensioenfondsen geen geld meer steken in de fossiele industrie of in bedrijven die actief zijn in landen waar mensenrechtenschendingen plaatsvinden. Hun argument? De aandelen worden dan door een ander gekocht: 'het concentreert zo het eigendom van de meest immorele bedrijven in handen van de meest gewetenloze beleggers' (p. 131). Maar zo begint juist ieder protest: met je eigen handelen. Als je niet wilt dat zeehondjes worden doodgeknuppeld voor bontjassen helpt het als je zelf geen bont draagt. Die beweging in mijn studententijd – toen er in Rotterdam etalages van winkels met bontjassen werden beklad – heeft er wel toe geleid dat het inmiddels al jaren not done is om in een bontjas rond te lopen.
Aandeelhouders niet hezelfde als eigenaren
Maar het argument wordt pas echt inconsistent als later in het boek met veel lof wordt gesproken over een Amerikaanse sportwinkelketen die na het zoveelste schoolschietincident besluit om geen halfautomatische aanvalswapens meer te verkopen. De auteurs vergeten dan even dat de consument die gewoon nog bij een winkel verderop kan kopen. Een ander probleem van het boek is dat het er nog steeds vanuit gaat dat aandeelhouders tegelijk de eigenaren van een bedrijf zijn, ook als het een beursgenoteerd bedrijf is. Inmiddels is dit onderwerp uitgebreid onderzocht en zijn velen het erover eens dat een beursgenoteerde onderneming van zichzelf is – een eigen rechtspersoon.
Wat zijn aandeelhouders dan wel?
De aandeelhouders zijn de verschaffers van kapitaal, net zoals crediteuren zoals de bank of obligatiehouders. Ze lopen alleen meer risico maar hebben ook kans op hogere verdiensten dan een obligatiehouder. Als impact investors eigenen de auteurs zich daarmee bovendien meer zeggenschap toe dan ze werkelijk hebben. En dat uit zich in het laatste probleem dat ik in het boek zie: de normatieve toon waarmee ze telkens weer hun oplossing presenteren. Verschillende hoofdstukken eindigen met taal als 'moeten' en 'zou moeten'.
Conclusie
En dat is een zwaktebod voor een boek dat wil betogen dat het kapitalisme zichzelf van binnenuit kan transformeren tot een systeem waarin klimaatverandering stopt en er meer gelijkheid komt zoals de flaptekst belooft. Mijn conclusie over dit boek is dat het zeker nuttige inzichten biedt om de scherpe kanten van het kapitalisme te verzachten van binnenuit. Het boek biedt een aantal noodzakelijke voorstellen daarvoor. Maar ze zijn mijns inziens bij lange na niet voldoende om het kapitalisme van zichzelf te redden.
- Meer informatie
Heeft dit onderwerp jou aan het denken gezet en wil je hier meer mee voor jouw bedrijf? Bekijk wat Executive Program The New CFO jou oplevert!
- Gerelateerde content