Op maandag 13 september 2021 ontsnapten negen drugscriminelen ternauwernood uit een container in de Rotterdamse haven. Ze hadden zichzelf opgesloten in een container en kwamen zonder zuurstof te zitten. Het uiteindelijke doel was om midden in de nacht de container uit te sluipen en cocaïne uit een andere zeecontainer het haventerrein af te smokkelen. In het AD vertelt Robby Roks, universitair hoofddocent Criminologie aan Erasmus School of Law, over deze zogenoemde uithalers.
Cocaïne die in zeecontainers wordt verscheept naar Rotterdam wordt regelmatig uit containers gehaald op deze wijze. De uithalers, criminelen die de cocaïne uit de container halen, verstoppen zich buiten de terminal in een andere container en laten zich op die manier het terrein op rijden. Midden in de nacht verlaten zij die container en breken zij een andere container open waar de buit te vinden is. Sommige uithalers zitten zelfs dagenlang in een container te wachten.
Als een rat in de val
Normaal gesproken nemen ze voldoende gereedschap en levensmiddelen mee, waaronder ook een emmer om in te poepen. Afgelopen maandag is de container waar de criminelen in zaten waarschijnlijk te dicht tegen een andere container aangezet, waardoor de deuren niet meer open konden en de uithalers een zuurstoftekort kregen. Door 112 te bellen, wisten ze toch aan de dood te ontsnappen.
‘Niet zomaar jongens’
Deze methode is dus heel gevaarlijk. Volgens Roks is dit het gevolg van de verbeterde controle door opsporingsdiensten: “Uithalers konden, pak 'm beet, twintig jaar geleden relatief ongestoord hun werk doen. Tegenwoordig komen ze allerlei drempels tegen. Toegangspasjes kunnen bijvoorbeeld niet meer zomaar worden uitgeleend. Wat blíjft voor de uithalers is de motivatie om dit werk te blijven doen. Dat komt door de winsten: die zijn nog altijd enorm.”
Het Openbaar Ministerie en de terminal waar de uithalers zijn gered, willen niets zeggen over het profiel van deze criminelen. Roks denkt echter dat deze uithalers relatief hoog in de organisatie staan: “Ik heb wel het gevoel dat uithalers niet zomaar jongens zijn. Ze moeten bekend zijn binnen de drugsnetwerken. Waarom zou een organisatie ze anders met zoveel cocaïne vertrouwen? Je wilt niet dat ze het achterover drukken óf de volgende keer op eigen houtje aan de slag gaan.”