Een nieuwe kennisagenda, opgesteld door onderzoekers Jonathan Berg, Jeroen van Wijngaarden en Lieke Oldenhof, onthult de verregaande invloed van bestaansonzekerheid op het ontstaan, verloop en de beleving van dementie in Nederland. Zo komt dementie bij mensen met de laagste inkomens tot wel twee keer zo vaak voor. Ook wordt de diagnose dementie voor mensen in bestaansonzekerheid veelal (te) laat gesteld en zijn het bestaande zorgaanbod en dementievoorzieningen voor hen minder toegankelijk. Aan de andere kant blijkt dementie ook bestaansonzekerheid te versterken of veroorzaken. Dit gebeurt bijvoorbeeld doordat mensen in een vroeg stadium van dementie financiële keuzes niet meer kunnen overzien, mensen met jong-dementie hun baan verliezen, mantelzorgers minder betaald werk kunnen doen en omdat er financieel misbruik kan worden gemaakt van mensen met dementie.
Deze inzichten zijn het resultaat van onderzoek van Erasmus School of Health Policy & Management (ESHPM) in opdracht van ZonMw. Het onderzoek, dat onderdeel is van de academische werkplaats CARE lab Rotterdam, had als doel via gesprekken met kennisexperts, professionals in zorg en welzijn en enkele ervaringsdeskundigen inzichtelijk te maken wat bekend is over de wederzijdse beïnvloeding tussen bestaansonzekerheid en dementie. De resultaten zijn als leidraad voor toekomstig onderzoek gebundeld in de ‘Kennisagenda bestaansonzekerheid en dementie’. Het rapport geeft een gedetailleerd overzicht van de verschillende fases waarin mensen met dementie zich bevinden en hoe bestaansonzekerheid hierbij een rol speelt.
Maatschappelijke ongelijkheden
Door de vergrijzing leven in Nederland steeds meer mensen met dementie. Ook zullen in de komende jaren meer mensen moeten zorgen voor anderen met dementie. In beleid is veel hoop gevestigd op vermaatschappelijking van de zorg. De onderzoekers van dit project waarschuwen dat ook in de toekomst sprake kan zijn van een ongelijke verdeling van de ziekte -en zorglast, aangezien dementie hardnekkige maatschappelijke ongelijkheden weerspiegelt. Bijvoorbeeld omdat mensen in bestaansonzekerheid door gebrek aan geld en vaardigheden minder toegang hebben tot professionele hulp, gezondheidsinformatie en zorgvoorzieningen. Ook leven zij vaker in ongezonde leefomstandigheden wat de kans op ziekte vergroot. Risico van vermaatschappelijking van de zorg is daarom dat meer druk komt te liggen op mantelzorgers in netwerken met beperkte draagkracht en dat gezondheidsverschillen groeien.
“Maatschappelijke ongelijkheden zouden daarom bij het ontstaan en de beleving van ziekte een prioriteit van toekomstig onderzoek moeten zijn”, aldus Berg. “Dit kan door te onderzoeken hoe mensen in bestaansonzekerheid, samen met hun omgeving, omgaan met ziekte. Interessant is om daarbij te kijken naar grootstedelijke gemeenschappen en plattelandsgemeenten. Wat zijn daarbij specifieke uitdagingen? En wat zijn aangrijpingspunten om de toegang tot hulpbronnen (waaronder zorg en ondersteuning) voor een goed leven met dementie beter te regelen? De problemen die mensen met dementie ervaren zijn nu eenmaal niet gelijk. Daarom moet bij de aanpak van dementie sprake zijn van contextgevoelig beleid en gepersonaliseerde ondersteuning.”
- Promovendus
- Universitair Hoofddocent
- Universitair Hoofddocent