Dankzij de Wet Invoering Extra Geboorteverlof (WIEG) hebben vaders in Nederland de mogelijkheid om vijf extra weken geboorteverlof op te nemen. Ze krijgen dan 70 procent van hun loon. Dat klinkt aantrekkelijk, maar voor sommige families blijkt het opnemen van extra geboorteverlof financieel niet haalbaar. En daar schiet het beleid tekort, vindt hoogleraar Familiesociologie Renske Keizer van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Keizer doet onderzoek naar de rol van familie in de overdracht van sociale ongelijkheid. De resultaten van Keizers onderzoeksteam hebben bijgedragen aan het tot stand komen van de WIEG, maar wat Keizer betreft mag de wet dus nog een stap verder gaan om ongelijkheid te verminderen.
Als vader ontvang je tijdens je aanvullend geboorteverlof 70 procent van je normale inkomen. Een mooie regeling? Keizer: “Ja. Begrijp me niet verkeerd: ik vind de nieuwe wet een grote vooruitgang, want we waren in Europa met onze oude verlofregelingen het slechtste jongetje van de klas. Ik krijg sinds de WIEG persoonlijke reacties van mensen die ik helemaal niet ken, die mij bedanken omdat ze met die 5 weken de tijd hebben gekregen om te wennen aan de nieuwe gezinssamenstelling. Ik ben er trots op dat ons onderzoek concreet heeft bijgedragen aan het verbeteren van beleid voor families!”
Moeite met 70 procent
Toch heeft Keizer moeite met die 70 procent. “Ik heb voorafgaand aan de invoering gezegd dat je daar beter 100 procent van kunt maken. Een volledige vergoeding dus, maar dan tot een bepaald maximuminkomen. Want die 70 procentregeling werkt ongelijkheid in de hand. En dat blijkt nu ook uit recent onderzoek: gezinnen met een relatief hoog inkomen nemen aanzienlijk vaker aanvullend verlof op dan gezinnen met een relatief laag inkomen.” Dat kan volgens Keizer nooit de bedoeling zijn van de wet en dus is haar betoog: maak van die 70 procent alsnog 100.
Familie en sociale ongelijkheid
Dat sociale ongelijkheid maar moeilijk is uit te bannen, komt volgens Keizer omdat vaak verschillende factoren die met elkaar verknoopt zijn een rol spelen. “Het is een complex vraagstuk, waarin familie een van die factoren is. Als je maar net kunt rondkomen van het inkomen wat je krijgt, heeft dat gevolgen voor de keuzes die je maakt. Om maar bij het vaderschapsverlof te blijven: ga je als vader gebruikmaken van extra geboorteverlof als je moeite hebt om de eindjes aan elkaar te knopen? Je moet dan immers 30 procent van je inkomen missen…” Om sociale ongelijkheid te verminderen draait Keizer als socioloog het liefst aan de knoppen die effect hebben op de samenleving als geheel. Ze vindt dat instituties in Nederland daarin een belangrijke taak hebben: zij kunnen ongelijkheid verkleinen. Keizer: “Alleen al in het onderwijs zet ik vanuit het thema sociale ongelijkheid grote vraagtekens bij hoe wij schooladvies geven, bij de hoge drempel om naar een ander schoolniveau te kunnen gaan en bij het leenstelsel.”
Master Social Inequalities
Gelijke kansen voor iedereen. Keizer nam het ook als uitgangspunt toen ze de master Social Inequalities opzette. Studenten worden niet geselecteerd op referenties of op ervaring in het buitenland. Keizer vraagt ze een motivatiebrief te schrijven. Daarin wil ze de drive zien waarom de student juist deze master wil volgen. En dat levert mooie en soms ook heel persoonlijke verhalen op. De master gaat het vierde jaar in en het aantal aanmeldingen stijgt elk jaar verder. Maar Keizer wil de groep bewust niet te groot hebben. “Dat is voor mij essentieel in een master over sociale ongelijkheid. Ik sta voor een veilig leerklimaat voor mijn studenten. Dat kan ik het best garanderen als de groep klein en overzichtelijk blijft. In zo’n omgeving kunnen de studenten elkaar persoonlijk leren kennen. Onze studenten komen van over de hele wereld. Die diversiteit alleen al is bijzonder leerzaam. Dat vind ik zo mooi aan de master Social Inequalities: of je nu uit Nederland, Italië, Canada, Chili of Iran komt, we willen allemaal leren over, en bijdragen aan, het verminderen van sociale ongelijkheid.”
Inter- en transdisciplinaire aanpak
Vanuit haar eigen opleidingsachtergrond is Keizer een groot voorstander van een interdisciplinaire benadering. Keizer: “Ik heb in mijn loopbaan geleerd om vanuit verschillende disciplines naar actuele onderwerpen te kijken. Ik wilde meer weten over verschillen in de rollen die vaders spelen in de opvoeding van kinderen, naargelang hun sociaaleconomische status. En ik wilde onderzoeken in welke mate die achtergrond invloed heeft op de ontwikkelingskansen van kinderen. Wil je daar een zo compleet mogelijk beeld van krijgen, dan helpt het om er als het ware omheen te lopen en er met de bril van pedagogiek, ontwikkelingspsychologie, economie, beleid én sociologie naar te kijken.”
Naast de interdisciplinaire aanpak ziet Keizer ook grote voordelen van transdisciplinair werken. “Met die aanpak verzamelen we kennis bij alle typen betrokkenen rond een specifiek maatschappelijk vraagstuk. Denk aan burgers, professionals, overheden, bedrijven, wetenschappers…” Het voordeel van deze aanpak is dat alle belanghebbenden vanaf de start betrokken zijn en daardoor een actieve bijdrage hebben aan de oplossing die wordt aangedragen. Zo wordt het volgens Keizer niet alleen een oplossing voor de burgers, maar ook met en door de burgers. Dat kan wantrouwen in de voorgestelde oplossing wegnemen. Transdisciplinair werken vergroot ook de kans dat beleidsmakers inzichten die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, daadwerkelijk implementeren in beleid. Ook zij zijn immers al vanaf de start betrokken. Keizer past deze manier van werken toe bij het consortium Kinderarmoede en bij SPRING, een consortium dat zich inzet voor het verbeteren van gezondheid en welzijn in Rotterdam Zuid. Keizer is samen met Machiel van Dorst (TU Delft) academic lead van SPRING.
- Professor