Met nieuwe apps en metingen wil de onlangs beëdigde hoogleraar Loes Keijsers achterhalen hoe pubers van elkaar verschillen. Zo hoopt ze klassieke opvoedtheorieën te toetsen. Ze vertelt erover in de Volkskrant.
Zo kan het dus lopen. Zelf had ze er totáál geen zin in, zegt Loes Keijsers. Ze was 14 toen haar ouders haar doorgaans met moeite moesten meeslepen voor gezinsuitjes. Als het tijd was voor een vakantiefoto, rolde ze met haar ogen en poseerde ze met tegenzin. Het gekke: haar tweelingzus Karen, met identiek dna en dus exact dezelfde aanleg, was juist helemaal in haar nopjes met de gezinsuitjes en vakantiekiekjes.
Keijsers (39) vertelde het verhaal ruim een maand terug ook, tijdens haar beëdiging tot hoogleraar orthopedagogiek aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Het typeert haar missie: ze wil eindelijk eens begrijpen hoe kinderen onderling van elkaar verschillen en wat dat voor ze betekent tijdens de puberteit, een periode waarin ze ontdekken wie ze zijn. Opvoedonderzoek was tot nu toe niet in staat die vragen te beantwoorden, maar met nieuwe apps en metingen moet het lukken om pubers van moment tot moment te volgen en zo allerlei klassieke opvoedtheorieën te toetsen: kloppen ze wel voor iedereen?
Wat gaan die apps anders doen dan het eerdere onderzoek?
‘We gaan een heel gedetailleerd beeld krijgen van de situaties waarin pubers terechtkomen en hoe ze zich daarover voelen. De app geeft op meerdere momenten per dag een signaaltje om een paar korte vragen te beantwoorden. Hoe voel je je? Ben je nu boos of blij? Met wie ben je? Dat is iets dat psychiaters al bij patiënten doen om bijvoorbeeld te ontdekken of iemand hoofdpijn krijgt door het sporten of dat iemand eerst hoofdpijn krijgt en juist daardoor minder sport. Je kunt dan ook zulke patronen ontdekken met hoe een puber zich op een bepaalde manier voelt en waarom.’
- Professor
- Gerelateerde content