Uit onderzoek onder leiding door Bastian Ravesteijn, universitair hoofddocent toegepaste economie aan Erasmus School of Economics, blijkt dat kinderen in landelijke regio's in vergelijking met stedelijke gebieden veel vaker een te laag advies krijgen over het voortgezet onderwijs. Waarom is dit het geval? In een artikel van De Volkskrant licht Ravesteijn een aantal interessante resultaten toe en biedt hij een aantal mogelijke factoren die hierop van invloed zijn.
Ravesteijn en zijn team hebben data verzameld van de Kansenkaart van alle Nederlandse leerlingen die hun primair onderwijs hebben afgesloten tussen 2015 en 2019, eindigend met de eindtoets. Door de toetsresultaten te vergelijken met het definitieve advies dat de kinderen kregen van hun scholen, was Ravesteijn in staat om een beeld te schetsen dat de discrepantie tussen deze twee adviezen weergeeft voor verschillende inkomensgroepen en verschillende gebieden in Nederland. De resultaten waren opmerkelijk: kinderen uit huishoudens met relatief lage inkomens krijgen gemiddeld genomen een lager advies voor het voortgezet onderwijs in vergelijking met hun rijkere gelijken. Kinderen die opgroeien in een omgeving met grootverdieners hebben een kans om havo of vwo te gaan volgen die wel vier keer zo hoog is als kinderen uit een relatief arme omgeving.
Beginnen met een achterstand
Inkomen van ouders was echter niet de variabele die het grootste verschil liet zien: wat dat betreft, troeft locatie inkomen af. In landelijke gebieden is de kans significant veel hoger dat kinderen te laag geadviseerd worden. Dit effect is een stuk sterker: alle kinderen in landelijke gebieden, onafhankelijk van het inkomen van hun huishouden, krijgen te maken met ongelijkheid in termen van kansen in vergelijking met hun gelijken die in stedelijke gebieden opgroeien. Aangezien het advies van de school leidend is en niet het advies dat volgt uit de eindtoets, is dit een zorgwekkende ontdekking; de impact van een laag advies zal een langdurig effect hebben op de levens van veel van deze kinderen. Als een kind het advies krijgt om naar het vmbo te gaan in plaats van de havo, dan is de kans dat hij of zij een vmbo-diploma haalt logischerwijze het grootst. Ondanks de mogelijk grotere capaciteiten van deze kinderen, zullen ze waarschijnlijk vastzitten op dit niveau: de mobiliteit tussen niveau's op het middelbaar onderwijs is immers niet zeer groot.
Mogelijke verklaringen
Het verschil tussen het advies van de school en de eindtoets kan veroorzaakt worden door vele factoren, volgens Ravesteijn. Zo hebben bijvoorbeeld de werkhouding van het kind, de ontwikkeling van het kind en de ondersteuning die het thuis krijgt allemaal een effect op de keuze van de school om een bepaald advies te geven. Ravesteijn: 'misschien moet je ook constateren dat zowel de leraar als de eindtoets bij een elfjarig kind nog onvoldoende kan inschatten welk niveau een kind aankan'.
- Universitair Hoofddocent
- Meer informatie
U kunt het volledige artikel van De Volkskrant, 10 April 2021, hierboven downloaden.