Reflectieve vragen voor studenten in verschillende stadia van een ontwerpproject

In dit document vind je een reeks vragen om studenten aan te moedigen na te denken over elke fase van een ontwerpproces in samenwerking met een maatschappelijke partner. Gebruik deze om groepsactiviteiten, coachingsessies of individuele opdrachten te maken.

Deze gerichte vragen zetten de studenten aan om na te denken over persoonlijke relevantie, problemen diepgaand te analyseren, verschillende perspectieven te verkennen, kernparadoxen te identificeren en bredere implicaties te overwegen. Deze gestructureerde aanpak stimuleert een kritische, creatieve en emotionele betrokkenheid bij hun project. 

Fase 1: Pre-projectfase 

1. Persoonlijke relevantie: stel je eigen leerdoelen.  

Het proces van het stellen en herzien van doelen omvat het stellen van vragen zoals hieronder beschreven. 

  • Wat wil je bereiken? Zorg ervoor dat je doelen goed gedefinieerd zijn: hoe duidelijker je bent over wat je wilt bereiken, hoe gemakkelijker het zal zijn om te bepalen hoe je het moet bereiken. 
  • Wie of wat kan je helpen om je doelen te bereiken?  Maak een lijst van de acties die nodig zijn om je doelen te bereiken en wie of wat je daarbij kan helpen. 
  • Wat zou je vooruitgang kunnen belemmeren?  Identificeer uitdagingen die het bereiken van je doelen in de weg kunnen staan en strategieën om ze te overwinnen. 
  • Wanneer wil je je doel bereiken?  Geef jezelf een uiterste datum waarop je je doelen wilt bereiken, zodat je de voortgang kunt bekijken.  Zorg ervoor dat deze deadline realistisch is en afgestemd is op hoeveel tijd je beschikbaar hebt. 
  • Hoe weet je dat je je doel hebt bereikt?  Geef een concrete maatstaf of indicator om te beoordelen of je je doel hebt bereikt, of hoe ver je bent gekomen. 

Gebruik de volgende vragen om je persoonlijke relevantie voor het project uit te leggen: 

  • Wat betekent impact (voor jou)? 
  • Welk thema is het meest relevant voor jou en waarom? 
  • Wat vind je interessant aan het thema? 
  • Wat wil je te weten komen over het thema? 
  • Wie is betrokken bij het probleem?  
  • Waar doet het probleem zich voor?  
  • Denk na over de informatie die je nodig zou kunnen hebben om het probleem aan te pakken. 
  • In hoeverre komt de designsprint overeen met de werkelijkheid? 

 

Fase 2: Archeologie en geschiedenis van het project

1. Diepgaande analyse van het probleem en eerdere pogingen om het op te lossen

De eerste stap in het proces van het creëren van het kader is het grondig onderzoeken van het probleem en van eerdere pogingen om het op te lossen. Deze analyse is cruciaal, omdat we diep in de wereld van de probleemeigenaar moeten duiken om zijn geschiedenis te begrijpen. We onderzoeken niet alleen wat er is gebeurd, maar ook wat er had kunnen gebeuren en wat er anders zou zijn gebeurd als hij een andere weg had gekozen. Als we niet naar deze alternatieve actiepaden zouden kijken, zouden we het risico lopen dat onze eigen perceptie in dezelfde val zou lopen die leidde tot de oorspronkelijke probleemdefinitie.

Deze eerste stap van ‘archeologie’ geeft ook inzicht in de rol die de probleemeigenaar heeft gehad in het creëren van de probleemsituatie, en het geeft een eerste indruk van de dynamiek van de organisatie in de loop der tijd. 

Gebruik de volgende vragen om diep in de geschiedenis van het project te duiken:

  • Welke historische context of achtergrondinformatie is essentieel om de huidige probleemsituatie te begrijpen?
  • Waarom denk je dat de dingen gebeurden zoals ze gebeurden? Heb je mogelijke verklaringen?
  • Hoe hadden de dingen anders kunnen zijn als er andere keuzes waren gemaakt?
  • Op welke manieren denk je dat het analyseren van de dynamiek van de organisatie in de loop van de tijd bijdraagt aan een beter begrip van het probleem?

 

2. Het team samenstellen

Breid het ontwerp van de routekaart uit met je groep en voeg de verschillende rollen van de teamleden toe. De volgende vragen kunnen jou en je team helpen om na te denken over jullie sterke punten: 

  • Welk thema/onderwerp/probleem heb je gekozen voor het project?  
  • Wat weet je al over het thema/onderwerp/probleem?  
  • Welke kennis zou nuttig zijn?  
  • Waar kan ik vinden wat ik nodig heb? 
  • Welke deskundige(n) moet(en) erbij betrokken worden? 
  • Welke ervaring(en) heb je met het thema/onderwerp/probleem?  
  • Wat zijn je verwachtingen bij het onderzoeken van dit thema/onderwerp/probleem? 

 

Fase 3: Perspectieven

1. Aannames en perspectieven onderzoeken

Denk na over de verschillende perspectieven die naar voren kwamen tijdens de discussie met de stakeholders en binnen je groep. Nadat je naar je maatschappelijke partner hebt geluisterd, moet je het probleem verder onderzoeken. Vergeet de archeologie van het probleem niet; je kunt de volgende vragen gebruiken als leidraad voor je overwegingen: 

  • Wat is mijn kijk op het probleem? 
  • Hoe kunnen mijn gedachten over het probleem mijn perspectief beïnvloeden? 
  • Hoe kan de mening van anderen mijn kijk op het probleem beïnvloeden? 
  • Welke thema’s zijn gerelateerd aan het probleem? 
  • Wat zijn de mogelijke oorzaken van het probleem?  
  • Wat zijn de mogelijke gevolgen van het probleem?  

Binnen je groep moet je je concentreren op het creëren van een veld. Bij het creëren van een veld moet je rekening houden met alle potentiële spelers, inclusief iedereen die op een bepaald moment verbonden kan zijn met het probleem of de oplossing. Bij het in kaart brengen van het spelersveld concentreer je je op de geldendheid, macht, belangen, waarden en de praktijken en kaders die zij meebrengen en die het probleem in een nieuwe richting kunnen duwen.  

In de thema-analyse moet je de diepere factoren die ten grondslag liggen aan de behoeften, motivatie en ervaringen van de spelers in het bredere veld vaststellen en proberen te begrijpen. Richt je op het selecteren van de thema’s die relevant zijn voor de probleemsituatie op het diepere niveau waarop spelers in het veld veel gemeen hebben. Probeer de thema’s heel expliciet te maken. 

De volgende vragen kunnen je helpen om na te denken: 

  • Wat zijn de diepere factoren die de behoeften van de stakeholders in dit bredere veld onderstrepen?  
  • Welke factoren onderstrepen de motivaties van de stakeholders? 
  • Wat zijn de meest relevante ervaringen die een prominente rol spelen in de situatie? 
  • Welke overtuigingen hebben je stakeholders? 
  • Welke waarden hanteren je stakeholders? 
  • Hoe verhouden je persoonlijke waarden zich tot die van je stakeholders? 
  • Wie zijn de belangrijkste spelers in jouw vakgebied? 

 

Fase 4: Paradox (veldwerk)

1. Waarom is het probleem moeilijk op te lossen?

Als de opeenvolging van acties die tot de probleemsituatie hebben geleid eenmaal is gedefinieerd en er een duidelijk begrip is van wat het organisatorische gedrag of de probleemeigenaar drijft, onderzoeken we de initiële probleemdefinitie zelf. Vaak zijn in een probleemsituatie verschillende problemen met elkaar verweven. Toch is het, om het proces van het creëren van kaders op de rails te houden, essentieel om de tijd te nemen om de kernparadox of impasse te identificeren die de probleemeigenaar ervan weerhoudt om verder te gaan. 

De volgende vragen kunnen je helpen om na te denken: 

  • Waarom is dit probleem moeilijk op te lossen? 
  • Welke andere problemen zijn verweven in deze probleemsituatie? 
  • Wat zijn de verschillende domeinen die in het probleem besloten liggen? 
  • Wat is de kernparadox van het probleem? Het is praktisch gebleken om de paradox uit te drukken als een botsing van rationaliteiten in een reeks ‘omdat’-verklaringen. 
  • Wie of wat is de eigenaar van het probleem?  
  • Wie moet bij het probleem betrokken worden?  

 

Fase 5: Sauna (tussentijdse reflectie)

  1. Controlepunt

Reflecteer op de eerste weken van je project en gebruik je reflectiedagboek om je te helpen herinneren wat de belangrijkste gebeurtenissen, successen en moeilijkheden waren. 

Herzie je persoonlijke leerdoelen zoals je ze in fase 1 hebt gesteld. Je kunt deze vragen gebruiken voor je reflectie: 

  • Wil je nog steeds aan dezelfde doelen werken? Wil je nieuwe prioriteiten stellen?
  • Zijn de doelen goed gedefinieerd? 
  • Heb je contact opgenomen met mensen die je zouden kunnen helpen bij je leertraject? 
  • Heb je de juiste actie ondernomen om je doelen te bereiken? Wat kun je verbeteren? 
  • Welke uitdagingen ben je tegengekomen? Hoe heb je ze overwonnen? 

 

Fase 6: Thema’s en kaders

  1. Diepe factoren die een rol spelen

Uit de diepgaande analyse van het bredere veld zullen gemeenschappelijke thema’s naar voren komen die kunnen verschillen van de thema’s die ten grondslag liggen aan de oorspronkelijke paradox. Gebruik deze thema’s als basis voor het bedenken van een nieuw kader. Omarm de creatieve sprong. Het ervaren van verschillende kaders kan inspirerend zijn voor deze stap. De thema’s die naar voren komen vanuit verschillende achtergronden, spelers en perspectieven kunnen je helpen om verschillende implicaties te begrijpen. Deze implicaties kunnen als volgt worden opgeschreven:  

Als de probleemsituatie wordt benaderd alsof het... is, dan... 

De volgende vragen kunnen je helpen om na te denken: 

  • Welke actoren in het veld kunnen de impact vergroten? 
  • Wat zijn de behoeften van lokale gemeenschappen? 
  • Hoe kunnen we oplossingen bedenken die aan deze behoeften voldoen? 

 

Fase 7: Toekomst

  1. Vooruitdenken

Je moet onderzoeken of je gehoopte scenario mogelijk kan leiden tot realistische en haalbare oplossingen.

  • Wat zijn bevorderende factoren voor je scenario’s?  
  • Wie is er nodig om ze te laten werken? 
  • Hoe kunnen deze scenario’s worden gerelateerd aan de problemen en waarden van de stakeholders?  
  • Welk scenario is volgens ons het meest succesvol?
  • Wat zou de onderliggende oplossingsrichting kunnen zijn? 

 

Fase 8: Transformatie 

Je moet kritisch evalueren welke kaders en oplossingsrichtingen op korte termijn haalbaar zijn. Denk na over de waarde van je ideeën in gesprek met je externe partners. Voer geen harde beoordeling van ideeën als zodanig uit, maar eerder een verkenning om veranderingen op te sporen die nodig zijn in zowel de voorgestelde ideeën als in de praktijken van de stakeholders. Je zult ideeën moeten loslaten die op zichzelf misschien geweldig zijn, maar die enorme veranderingen zouden vereisen in de werkwijze van je organisatie, die er maar weinig baat bij zou hebben.

Denk aan de overleggen die je hebt gehad met je stakeholder: 

  • Wat is haalbaar?
  • Welke stappen zijn nodig om de verandering in gang te zetten?
  • Waarom moeten bepaalde kaders en ideeën van de hand worden gedaan?
  • Wat zijn de behoeften van de stakeholder?

 

Fase 9: Delen en reflecteren 

Denk na het delen van je resultaten en reflecties met de verschillende betrokken stakeholders na over:

  • Wat heeft deze ervaring je gebracht?
  • Wat was de toegevoegde waarde ervan voor jou en voor anderen?

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen