Sinds de oprichting van de opleiding geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam is er gekozen voor een vorm van geschiedenis die wat wil en kan betekenen voor de maatschappij. Dit noemen we maatschappijgeschiedenis. In de loop van de tijd is het uitgebloeid tot een opleiding die zich wortelt in het verleden en juist daarom hedendaagse urgente vraagstukken raakt. Kan het zijn dat een opleiding die zich bezighoudt met het verleden op educatief vlak juist zijn tijd vooruit is? Dr. Iwona Gusc, master coördinator Applied History, en dr. Maarten van Dijck, programmadirecteur van de opleiding Geschiedenis, gingen met elkaar in gesprek.
De impact van geschiedenis
Van Dijck stelt: “Er zijn wat mij betreft drie verschillende maatschappelijke doelen van geschiedenis”: entertainment, identiteit verschaffen aan groepen in de samenleving en leren van het verleden. Met entertainment houden academici zich niet bezig, maar bij de twee andere doelen zijn academisch geschoolde historici wel betrokken. “Het tweede doel gaat over identiteit en de rol die geschiedenis hierin speelt. Geschiedenis is een narratief waarin mensen op zoek gaan naar wie ze zijn. Dat kan nationale identiteit zijn, maar ook regionaal of juist familiegeschiedenis. Identiteit wordt ook vaak politiek ingezet, dus het is cruciaal dat historici daar een kritische reflectieve rol spelen. Het derde doel heeft te maken met het leren uit het verleden. Voor veel van de hedendaagse vraagstukken moet je eerst het verleden analyseren voordat je kunt gaan nadenken over een oplossing voor de toekomst.”
"Als je het migratieverhaal plaatst in het onderwijs, dan kan er van alles gebeuren. Dit is een mooi voorbeeld van impact maken.”
Dr. Maarten van Dijck
Als voorbeeld van het identiteit vraagstuk noemt Van Dijck het geschiedenisonderwijs. “In Nederland wordt het geschiedenisonderwijs vaak ingezet om de nationale identiteit te beklemtonen, denk daarbij aan politieke programma’s om het Wilhelmus in het curriculum op te nemen, maar ook de canondiscussie. ”Historici zijn bij uitstek geschikt om deze politieke voorstellen kritisch te benaderen. Ook vragen over de geschiedenis van minderheden komen aan bod: “Hoe kun je het geschiedenisonderwijs invullen zodat bijvoorbeeld de Kaapverdische gemeenschap in Rotterdam zich thuis voelt? Als je het migratieverhaal, wat ook onderdeel is van de Nederlandse geschiedenis, plaatst in het onderwijs, dan kan er van alles gebeuren. Dit is een mooi voorbeeld van impact maken.”
Dit zien we ook terug in de masterstroming Applied History, zo stelt Gusc. “Onze studenten ondernemen in het eerste blok gelijk een oral history project. Ze worden in contact gebracht met bewoners uit Rotterdam of de regio die vaak tot minderheden behoren. Personen met een andere achtergrond waarvan we weten dat ze meestal niet in het algemene geschiedenis verhaal worden opgenomen. Groepen die niet gehoord worden. Dit geeft enerzijds de ruimte voor mensen om hun eigen identiteit te ontdekken of te verwoorden. Maar ook om een brug te bouwen tussen verschillende gemeenschappen. Dit is denk ik een voorbeeld uit ons curriculum dat heel mooi illustreert wat Van Dijck vertelde over identiteit en het geschiedenisonderwijs.”
Dit laat ook het belang van samenwerken met maatschappelijke partners zien. Gusc: “We willen dat de interviews die worden gehouden op een of andere manier worden vastgelegd. Daar zijn afspraken mee gemaakt vorig jaar met het Stadsarchief Rotterdam; en dit jaar gaan we de interviews bij de nationale data station DANS deponeren. Op deze manier dragen onze studenten bij aan het creëren van nieuwe collecties.” Dit ligt wel gevoelig en daarom moeten er goede afspraken gemaakt worden. “Om ingang te krijgen in bepaalde gemeenschappen moet je natuurlijk wel partners overtuigen dat onze studenten een belangrijke bijdrage leveren en dat we een veilige omgeving creëren voor mensen die deelnemen aan het project.”
Applied History
Van Dijck en Gusc leiden studenten op die de grote maatschappelijke vragen durven te stellen en deze ook mee willen beantwoorden. Durven communiceren. Dit lag ten grondslag aan de masterstroming Applied History. In deze masterspecialisatie leren studenten hoe langetermijnontwikkelingen van invloed zijn op de hedendaagse samenleving. “Je kan Applied History zien als een specifieke vorm van publieksgeschiedenis,” stelt van Dijck. “Bij publieksgeschiedenis gaat het om het communiceren van historische kennis naar niet academici. Bij Applied History is dat ook zo, maar het gaat meer specifiek over het ondersteunen van beleid en advies geven op belangrijke maatschappelijke kwesties.”
Volgens Gusc zijn de studenten enthousiast: “We proberen zo veel mogelijk toetsvormen te introduceren zoals ook het maken van visuele producten. Sommige studenten werken aan documentaires, maar er zijn er ook een aantal die werken aan een tentoonstelling. Ze werken dan echt met materiële cultuur. Dit prikkelt de student, maar maakt ze soms ook wat huiverig. Dit type onderwijs valt net buiten de comfortzone van de gemiddelde academisch geschoolde student, maar die uitdaging wordt wel in hoge mate begeleid door mensen uit het veld. Hierdoor zie je de studenten wel sneller groeien.”
"My aim is to inspire and motivate students to become historians who fearlessly pose critical social questions and actively contribute to addressing them."
Dr. Iwona Gusc
De studenten die bezig zijn met dit type onderwijs tonen een grotere betrokkenheid bij de regio. Zo heeft een student als afstudeerproject een experimentele wandeltocht door Carnisse wijk in Rotterdam ontworpen. Dit door gebruik te maken van storytelling, gebouwen en constructies die terug te vinden zijn in deze wijk. “We merken dat de studenten graag bezig zijn in en betrokken zijn bij de regio. Ze willen gebruik maken van de collecties die er al zijn, maar ook door het gebruik van interviews of gevonden materiaal een verhaal vertellen. Dit alles natuurlijk binnen het kader van de historische kennis, dus ook door middel van een goede analyse ván en reflectie óp het verleden,” aldus Gusc.
Stap voor stap
“We zijn binnen Applied History klein begonnen met het aanbieden van het maken van een documentaire of tentoonstelling als een alternatief afstudeerproject” stelt Van Dijck. “We zijn erover aan het nadenken of het ook mogelijk is om een podcast te maken. Een volgende stap zou eventueel een beleidsbrief moeten zijn. De academische wereld is de afgelopen decennia erg bureaucratisch geworden. Dit betekent dat we goed moeten documenteren waarom het maken van zo’n project geschikt is voor het afstuderen. Dus we gaan het stap voor stap uitbreiden en vooral kijken welke vraag er is onder de studenten.”
Want uiteindelijk draait het onderwijs om de studenten. Dit is ook wat Van Dijck drijft: “Ik wil de studenten motiveren en prikkelen. Dat we met onze opleiding historici opleiden die de grote maatschappelijke vragen durven te stellen en proberen mee te beantwoorden. Dus eigenlijk durven communiceren en de grote vragen aan te pakken. Laat je niet opsluiten in het kleine verhaal.” Gusc sluit zich hierbij aan: “Het zou heel mooi zijn wanneer onze studenten na het afstuderen een sterke betrokkenheid voelen bij de wereld, maar vooral ook de regio of stad waarin ze wonen. Dat de studenten meer geworteld raken in de wereld en dat de betrokkenheid blijft groeien met de kennis die zij meenemen.”