Gijs van Oenen schreef voor NRC Handelsblad een essay over de vervolging van de Nederlandse staat over het optreden van Dutchbat in Srebrenica. Van Oenen beargumenteert in dit essay dat de uitspraak van de Hoge Raad over aansprakelijkheid geen politiek of moreel ijkpunt is.
De Hoge Raad oordeelde op 19 juli dat de Nederlandse staat in beperkte mate aansprakelijk kan worden gesteld voor de dood van ongeveer 350 moslimmannen na de val van de enclave Srebrenica in Bosnië in 1995. Van Oenen stelt dat het lijkt of de Hoge Raad hier morele, politieke en juridische duidelijkheid geeft: de ‘moeders van Srebrenica’ hebben gelijk, Dutchbat heeft gefaald, de Nederlandse staat is aansprakelijk. Maar zo simpel en duidelijk is het niet, als je kijkt naar de grondslag van het oordeel.
Van Oenen concludeert dat het begrijpelijk is dat de ‘moeders van Srebrenica’ een of andere vorm van compensatie verlangen. Maar dat er nu een privaatrechtelijke rekensom is gevonden hoe die rekening op Nederland te verhalen, is eerder een juridische spitsvondigheid dan een moreel of politiek ijkpunt. Hij noemt het een administratieve boete op hulpverlening.
- Universitair Hoofddocent
- Meer informatie
Het hele artikel is beschikbaar op de website van het NRC Handelsblad, 27 juli 2019.