Prof. dr. Sanneke de Haan is recentelijk benoemd tot bijzonder hoogleraar psychiatrie en filosofie. Zij zal de leerstoel zowel bekleden bij Erasmus School of Philosophy (ESPhil) als Erasmus Medisch Centrum (EMC). Ter verwelkoming en introductie interviewden we prof. dr. Sanneke de Haan over haar werk en ambities.
Kun je wat meer vertellen over hoe je invulling wil geven aan deze leerstoel?
“Er rust nog steeds een groot stigma op psychiatrische aandoeningen. Meer aandacht voor en kennis over psychiatrische aandoeningen is daarom absoluut noodzakelijk. Daarnaast leeft er een dominant idee dat psychiatrische aandoeningen hersenaandoeningen zouden zijn. Daarmee worden psychiatrische aandoeningen problemen van geïsoleerde individuen of zelfs van geïsoleerde, zieke hersenen. Ik denk dat we in de psychiatrie de mens altijd in zijn of haar omgeving moeten zien. Daarbij moeten we ons niet alleen richten op de sociale kant van relaties die mensen onderling hebben, maar ook oog hebben voor de bredere maatschappelijke inbedding van iemands problemen. Bij zo’n holistische benadering hoort ook de existentiële dimensie van psychiatrische aandoeningen. Mensen verhouden zich tot hun eigen ervaringen en tot wat ze overkomt, en die verhouding speelt een belangrijke rol in de psychiatrie. Wat dat concreet in termen van onderzoek inhoudt, is dat ik wil kijken naar holistische benaderingen in de praktijk, met name ervaringsdeskundigheid als expertisekennis, maar ook het perspectief en de expertise van naasten van patiënten. Ik vind het interessant om uit te zoeken hoe die verschillende expertises zich tot elkaar verhouden en hoe je daar bij een eventueel conflict op zou kunnen reageren.”
Je sloot een vorig interview af met: ‘Ik doe filosofisch onderzoek dat gemotiveerd is door het beter willen begrijpen van menselijke ervaringen: van het menselijke, al te menselijke.’ In wat voor zin speelt filosofie een rol in wat je doet?
“De holistische of systeembenadering waarover ik sprak heb ik uitgewerkt in mijn proefschrift waarbij ik een theoretische onderbouwing geef van een dergelijke benadering voor de psychiatrie. Daarbij maak ik gebruik van het enactivisme: een specifiek onderzoeksparadigma dat cognitie ziet als lichamelijk en gesitueerd. Het gaat ervan uit dat de menselijke geest alleen te begrijpen is door naar de mens in interactie met haar omgeving te kijken. Vanuit dit perspectief verwijzen psychiatrische aandoeningen naar structureel vastgelopen interactiepatronen. Je ervaart de wereld bijvoorbeeld eerst en vooral als bedreigend, of beangstigend, of betekenisloos. Je ervaring van de wereld en van jezelf zijn niet meer goed afgestemd op je situatie.”
Heb je het idee dat filosofen en psychiaters tot dezelfde bloedgroep behoren? Zijn het goede gesprekspartners of sta je eigenlijk de hele dag te bemiddelen tussen kibbelende academici?
“Ik denk dat de meeste mensen in de psychiatrie gaan werken, omdat ze een fascinatie hebben voor de menselijke geest en hoe die kan ontregelen. In die zin denk ik wel dat er een natuurlijke verbinding bestaat tussen psychiatrie en filosofie. Misschien dat dit minder geldt voor meer neuro-reductionische georiënteerde psychiaters die de psychiatrie zien als een medische specialiteit van het orgaan het brein. Maar er zijn natuurlijk heel veel psychiaters die psychiatrische aandoeningen bezien vanuit de mens als geheel, in een maatschappelijke context. Denk maar aan de populariteit van bijvoorbeeld Paul Verhaeghe, Damiaan Denys, en Dirk de Wachter: zij bieden eigenlijk ook een cultuuranalyse. Wat betreft onderzoek op het gebied van de psychiatrie is er toch wel heel veel neurowetenschappelijk onderzoek. Daarin is de rol van de filosofie ook een kritische – wat kun je wel en niet uit zulk onderzoek concluderen.”
In interviews met psychiaters valt op dat de perspectieven binnen het vakgebied enorm uit elkaar lopen. Er zijn pillendokters – die vinden dat zij medici zijn, en mensen behandelen die ziek zijn, in essentie niet anders dan iemand die met een gebroken arm op de spoedeisende hulp komt. Anderzijds zijn er psychiaters die juist geloven in de kracht van gesprekken en een complex samenspel tussen sociale, biologische en omgevingsfactoren. Hoe moeten we de holistische benadering in dat spanningsveld zien?
“Vanuit een holistisch perspectief zijn pillen en praten een verkeerde tegenstelling. Het zal van de persoon en de context afhangen, wat de beste benadering is. Als iemand te angstig is om een therapie aan te kunnen, dan kun je medicatie gebruiken om die angst te verminderen en vanuit daar kun je allerlei nieuw gedrag gaan uitproberen. Waar ik me tegen afzet is het idee van psychiatrische aandoeningen als een gebroken arm, of ‘het is niet meer dan een stofje in de hersenen’. Ik denk dat je psychiatrische aandoeningen beter kan beschouwen als vastgelopen interactiepatronen, met een specifieke geschiedenis. Iemand houdt zich lang staande op een bepaalde manier in een bepaalde omgeving, maar dat patroon wordt op een gegeven moment of in een andere omgeving contraproductief. Het gaat iemand belemmeren. Dat is dus niet hetzelfde als een gebroken arm: iemand is er als persoon in betrokken. Psychiatrische aandoeningen gaan over hoe je je voelt en wat je denkt en doet: dat komt veel dichterbij wie je bent als persoon dan een gebroken arm. Daar moet ik wel meteen achteraan zeggen dat psychiatrische aandoeningen geen ‘aanstelleritus’ zijn. Dat wordt vervolgens vaak in twijfel getrokken – als het niet lijkt op een gebroken arm, is het dan wel een echte ziekte? Natuurlijk wel, zou ik zeggen, het is onzin om te denken dat alleen dat wat met biomarkers kan worden aangetoond echt is. Het vastlopen is echt, en de belemmeringen zijn net zo echt als die van gebroken armen – alleen zijn ze minder zichtbaar en concreet aanwijsbaar. En rust er meer stigma op.”
Hoe verhoud je je tot filosofen die zeggen dat de ‘ziekten’ die mensen hebben effecten zijn van een vertoog over hoe wij denken over normaliteit?
“Ja, ik ben bang dat ik daar toch een heel genuanceerd antwoord op ga geven. Ik ben ervan overtuigd dat maatschappelijke tendensen effect hebben op een mens. Er is een smalle marge van wat normaal is, en er worden tegelijkertijd hoge eisen gesteld, om te ‘excelleren’. We leven in een maatschappij met veel prestatiedruk en dat heeft impact. Dus daar ben ik het helemaal mee eens. Tegelijkertijd heeft de ene persoon daar meer last van dan de ander en zijn ook niet alle psychiatrische problemen een rechtstreeks gevolg van die maatschappij. Het gevaar bestaat dat je door alles op ‘de maatschappij’ schuiven geen recht doet aan de specifieke problemen van een individu met een specifieke eigen geschiedenis."
"Bovendien kan een diagnose ontzettend behulpzaam zijn, zeker in de beginfase. Een diagnose is niet alleen maar een label van een onverdraagzame maatschappij. Het is een vorm van erkenning, ik heb een depressie – ik ben blijkbaar niet gek. De diagnose heeft een belangrijke rol in de betekenisgeving van problemen: de puzzelstukjes vallen in elkaar. Het is alleen niet altijd behulpzaam om al te zeer aan die diagnose vast te houden: als dat de voornaamste manier wordt om jezelf uit te leggen, kan dat je juist gaan beperken. Dat je al van tevoren denkt dat je iets wel niet zal kunnen vanwege die diagnose, bijvoorbeeld. Veel mensen die ik interview beschouwen de diagnose als een onderdeel van wie ze zijn, of van hun levensverhaal, maar zeker niet als het hele verhaal over zichzelf."
Wittgenstein zei ooit, dat veel filosofische problemen het gevolg zijn van een te beperkt dieet aan voorbeelden. Het helpt om terug te gaan naar de praktijk en te bedenken wat je nou eigenlijk wil zeggen.
Sanneke de Haan
Bijzonder Hoogleraar leerstoel Psychiatrie en Filosofie
Je spreekt mensen die daadwerkelijk in de praktijk staan, dat is niet per se iets des filosoofs. Hoe is dat zo gekomen?
“Dat is een gelukkig toeval geweest. Ik zag na mijn afstuderen een vacature waar ze iemand zochten voor een onderzoeksproject. Toen heb ik niet de originele positie gekregen, maar ze hadden een andere job –ze zochten iemand die fenomenologische interviews kon doen met jonge schizofrene patiënten. Mijn baas daar, Thomas Fuchs, was niet alleen psychiater, maar ook filosoof en moedigde me aan om een proefschrift te schrijven. Ik had daar het idee dat filosofie iets echts bij te dragen had, voor echte mensen en echte problemen.”
Als je filosofie beschouwt als het grondslagenonderzoek waar vakwetenschappen niet aan toekomen, zou je dat dan ook kunnen omkeren? Zou je het raadzaam vinden dat meer filosofen zich vereenzelvigen met een praktijk –met beide benen staan in het onderwerp waar ze over schrijven?
“Ja, heel erg. Niet alleen omdat je hopelijk een bijdrage kunt leveren aan die praktijk, maar ook omdat je er een betere filosoof van wordt. Dat is in ieder geval mijn ervaring. Het dwingt je om niet gemakzuchtig te zijn. Je kunt in je hoofd een prachtig filosofisch verhaal optuigen, maar als je heel nadrukkelijk een bepaalde praktijk onderzoekt, stel je jezelf de hele tijd vraag; doet dit wel recht aan die praktijk? Wittgenstein zei ooit, dat veel filosofische problemen het gevolg zijn van een te beperkt dieet aan voorbeelden. Het helpt om terug te gaan naar de praktijk en te bedenken wat je nou eigenlijk wil zeggen. In de filosofie lees je teksten, dat is ook een soort spreken met elkaar natuurlijk, maar voor mij heeft kwalitatief empirisch onderzoek, zoals interviews, geholpen om nieuwe inzichten te krijgen en om genuanceerder en preciezer te denken.”
Je waarschuwt dat je geen behandelaar bent, en stelt dat je uiteindelijk filosoof blijft. Tegelijkertijd schrijf je een kritisch vertoog over de psychiatrie, gebruiken professionals je boek als denkkader. Is het misschien niet andersom? Zijn psychiaters misschien niet filosoof genoeg?
“Misschien geldt dat voor sommige neuro-reductionistisch ingestelde psychiaters, maar eigenlijk zijn ook zij in de praktijk holistischer dan je misschien zou vermoeden. In een intake, of anamnese wordt altijd gevraagd naar iemands omgeving, relaties etc. Er zit een enorme discrepantie tussen de handelingspraktijk, die heel holistisch is - en de theorie dat psychiatrie gaat over het behandelen van ‘zieke hersenen’. Er zijn daarnaast ook veel therapeuten die dat holistische perspectief volledig omarmen."
"Ik denk wel dat psychiaters kunnen profiteren van sommige filosofische kennis. Het zou denk ik goed zijn als er standaard een filosofievak in de opleiding tot psychiater zou zitten. Maar ik wil ervoor waken om als een soort stuurman-aan-wal kritiek te leveren op psychiaters: dat is te gemakkelijk en niet productief. Mensen gaan in de psychiatrie werken om andere mensen in vaak hele kwetsbare periodes bij te staan en waar mogelijk te helpen. Ik ben dan wel geen behandelaar, maar dat wil ik op mijn manier ook.”
Wie moet jouw onderzoek bereiken en waar moet dat onderzoek dan invloed op hebben?
"Idealiter zou ik het liefst professionals in de psychiatrie – niet alleen psychiaters! - maar ook patiënten en hun naasten willen bereiken. Ik hoop dat ik een denkkader kan bieden dat behulpzaam is bij de worsteling om te begrijpen wat er met jou, of je naaste, of ‘de patiënt’ aan de hand is. Een holistisch denkkader waarbij de patiënt als mens in zijn of haar omgeving centraal staat: als een sociaal, lichamelijk, en betekenisgevend persoon. Dat zou ik ook in het publieke debat tegenover het breincentrisme willen inbrengen. Maar het blijft als filosoof natuurlijk lastig om directe impact te hebben – filosofische ideeën zijn vaak niet onmiddellijk implementeerbaar."
Damiaan Denys, Dirk de Wachter en Paul Verhaege worden het hele land doorgereden. Het Vlaamse supertrio beziet de psyche van de massa voor de massa. Hoe verklaar je die toenemende populariteit van de psychiater?
“Ik denk dat het aantoont dat de mens een betekenis zoekend dier is. We zoeken naar zin. Dat is een heel fundamentele menselijke behoefte. En zij bieden een perspectief, een verhaal. Tegelijkertijd komen psychiatrische ziekten gewoon ontzettend veel voor. Iedereen is, of kent wel iemand met een aandoening, in die zin is het eigenlijk wonderlijk dat er nog steeds zoveel onbekendheid heerst. De populariteit van de Belgische psychiaters heeft misschien vooral met deze betekenisgeving te maken en dingen in grotere kaders te kunnen zien, ook maatschappelijk.”
Ik doelde eigenlijk op een omkering. De psychiater trekt nu het land in, in plaats van dat mensen opzoek gaan naar de psychiater. Zie je de psychiatrie ook als zingevend discipline?
“Ik weet niet of mensen naar een psychiater moeten voor zingeving: je zou zeggen dat dat meer het domein is van geestelijk verzorgers. Maar zingeving is wel degelijk onderdeel van de psychiatrische praktijk. Het is een beetje een artificiële splitsing alsof je enerzijds zingeving hebt en anderzijds psychische problemen. Als je dusdanig vastloopt in je leven dat je professionele hulp zoekt, liggen daar allerlei patronen aan ten grondslag, en daar kunnen zingevingsproblemen er één van zijn, bijvoorbeeld het is-dit-alles-gevoel. Ik denk niet dat die behoefte aan zingeving iets is wat gecreëerd wordt doordat er meer producten op de ‘markt’ komen: ik zie het als een intrinsieke menselijke behoefte. Je bent niet alleen maar bezig met overleven, maar ook met de vraag – hoe leid ik een goed leven? En als mensen vastlopen en hulp zoeken is dat vaak juist omdat het leven te veel een kwestie van alleen overleven is geworden. In die zin is zingeving inherent aan de psychiatrische praktijk: wat er op het spel staat is een goed, zinvol leven leiden, ondanks of met jouw specifieke kwetsbaarheden.”
- Meer informatie
De leerstoel wordt mogelijk gemaakt door Stichting Psychiatrie en Filosofie, Stichting Socrates en de Erasmus School of Philosophy, waar zij werkzaam zal zijn. De leerstoel Psychiatrie en Filosofie richt zich op het grensgebied van psychiatrie en filosofie, waar belangrijke debatten plaatsvinden, zoals tussen de psychiatrie als wetenschappelijke discipline en de maatschappelijke en culturele context van mens en patiënt. Het filosofische perspectief richt zich op vragen betreffende de grondwaarden van de psychiatrie als wetenschap en de klinische praktijk: vragen die relevant zijn voor mensen in de omgang met psychiatrie en die voorbij de wetenschappelijke benadering de existentiële dimensies van het menselijk bestaan aan de orde durven stellen.
Interview door: Eddie Adelmund (Adelmund@esphil.eur.nl)