Een echte studiebeurs is geen kwestie van geld, maar een ideologische keuze, vindt Ronald van Raak. Het huidige gehannes met een paar tientjes in de maand gaat aan die discussie voorbij.
Studenten, schrik niet: nadat ik in 1989 begon met mijn studie aan de Erasmus Universiteit, had ik recht op maar liefst zeven jaar studiefinanciering. Met een studiebeurs en een aanvullende beurs, waarvan ik destijds prima kon leven.
Alle tijd om te studeren, maar ook voor nevenactiviteiten en vrijwilligerswerk, waar ik gedurende mijn verdere leven veel aan heb gehad. Zonder als jong mens al in de schulden te raken. Wat een rijkdom: ik kon Geschiedenis en Filosofie studeren (waarvoor je toen een jaar extra kreeg) én ik kon vakken in andere steden volgen. Wat een armoede is daarmee vergeleken de nieuwe studiebeurs: een basisbeurs van 110 euro (thuis), of van 275 euro (uitwonend), met een aanvullende beurs van maximaal 416 euro. Een voorwaarde is ook dat je de studie snel moet afronden.
In 2015 kwam een einde aan de studiebeurs, door toedoen van de VVD, D66, de PvdA en GroenLinks, die hierover een deal sloten. Daarna kwam het leenstelsel, dat nu dus weer wordt afgeschaft. Opmerkelijk is het wel dat zo’n grote verandering, die destijds met zoveel politieke tamtam werd doorgevoerd, binnen tien jaar alweer ongedaan wordt gemaakt. Het ging toen niet zozeer om het geld: een studiebeurs die in 1989 betaalbaar was, was dat in 2015 ook – het land was toen veel rijker geworden. De afschaffing van de studiebeurs was vooral een ideologische keuze. Van politieke leiders (Rutte, Pechtold, Samsom en Klaver) die een heel ander idee hadden van onderwijs, met meer marktwerking en meer risico’s nemen.
De studielening is vooral een investering in jezelf. Je leent geld voor jezelf, om je te kunnen ontwikkelen – en ooit geld te gaan verdienen. De studiebeurs was veel meer een investering in de samenleving. We boden jonge mensen de kans om zichzelf te ontwikkelen en belangrijke functies te vervullen. Als ze daarna veel geld gingen verdienen, mochten ze meer belasting gaan betalen, wat we vervolgens weer investeerden in nieuwe studiebeurzen. Een opzet gebaseerd op solidariteit. Die jongeren als ikzelf, uit gezinnen waar studeren niet gewoon was, ook meer kansen gaf om zich te emanciperen. In 2015 was ik Tweede Kamerlid voor de SP en boos op ‘linkse vrienden’ als Samsom en Klaver, van wie ik had gehoopt dat ze het belang zouden zien van solidariteit – en vooral de noodzaak van emancipatie.
Een studiebeurs is een beurs waarmee je kunt studeren – en waar je dus ook van kunt rondkomen, zonder al die bijbanen. Waarbij je voldoende tijd en ruimte hebt om meerdere studies te doen en ook nog vakken aan andere universiteiten kunt volgen. Zonder schulden of de angst dat je het allemaal weer moet terugbetalen. De nieuwe studiebeurs is dit helemaal niet: het is hoogstens halfbakken werk. Of je wel of niet een echte studiebeurs wilt is niet een kwestie van geld, maar een ideologische keuze. Een antwoord op de vraag wat voor hoger onderwijs we willen en welke rol dit speelt in de samenleving. Is deze academische vorming vooral een individueel of ook een sociaal goed? Het huidige gehannes met die paar tientjes in de maand klinkt leuk, maar gaat aan deze inhoudelijke discussie helemaal voorbij.
- Meer informatie
Deze column verscheen oorspronkelijk in Erasmus Magazine.