Bij het delen van je analyses moet je oog houden voor bepaalde nuances
Dr. Tamar Fischer
Universitair hoofddocent criminologie
‘Bij mij is de liefde voor de criminologie wat laat tot ontwikkeling gekomen. Ik ben oorspronkelijk opgeleid als socioloog. Mijn promotieonderzoek heb ik aan de Radboud Universiteit Nijmegen gedaan bij een heel kwantitatieve onderzoeksinstelling en had betrekking op de oorzaken en gevolgen van echtscheidingen. Daar was ik vooral bezig met veel grote databestanden, registraties en vragenlijstonderzoek. Ik vond het een hele leuke en interessante periode, waar ik veel heb geleerd, maar ik begon me wel af te vragen of ik een dergelijke carrière ambieerde. Meer toegepast onderzoek leek me namelijk een stuk leuker’.
‘Vrij snel hierna kwam de criminologie op mijn pad. Ik werkte na mijn promotie een korte tijd als postdoc bij het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) in Den Haag, toen ik werd gebeld door Erasmus school of Law met de vaag of ik hier wilde solliciteren. Toen ben ik me echt gaan verdiepen in de criminologie. Ik heb gesproken met mensen van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) in Leiden, want ik wilde weten wat voor soort vraagstukken er aan bod zouden komen. Daarbij vielen twee zaken me op: de maatschappelijke bevlogenheid van de betrokkenen en de toepasbaarheid van de vraagstukken. Dat trok me echt enorm aan, zeker omdat ik met mijn kwantitatieve achtergrond een meerwaarde kon bieden. De keuze was toen vrij snel gemaakt’.
Kwalitatief en diepgaand
‘Als universitair hoofddocent heb ik, naast het geven van onderwijs in zowel de bachelor- als de masterfase, gelukkig veel ruimte om onderzoek te doen. Dat komt doordat ik veel opdrachtonderzoeken heb en daar moet je wel tijd voor maken. Wat ik zo mooi vind aan criminologie is de vergaande integratie van verschillende onderzoeksmethoden. Wij werken met zowel grote databestanden als met kwalitatieve, diepgaande interviews en observaties. Al deze vormen kunnen heel mooi binnen een bepaald vraagstuk worden samengebracht’.
‘De algemene lijn van mijn onderzoek heeft betrekking op het bestuderen van het gedrag van daders en slachtoffers en de oorzaken en gevolgen van dit gedrag. Daarnaast onderzoek ik hoe dit gedrag te beïnvloeden is, hoe je daar vanuit beleid of vanuit het strafrecht invloed op kunt hebben, zodat delicten voorkomen kunnen worden. Vooral de combinatie van gevolgen en oorzaken bij daders en slachtoffers vind ik interessant, want het gaat altijd om een interactie, die altijd weer in een bepaald omgeving speelt’.
‘Deze onderwerpen hebben concreet in het onderzoek hele verschillende invullingen. Sommige onderzoeken hebben te maken met strafrechtelijke interventies. Hierbij gaat hem om gedragsinterventies van de reclassering, of om contact- en locatieverboden voor daders van geweldsdelicten. Daarnaast ben ik bezig met een aantal slachtoffergerichte onderzoeken. Zo doet een promovenda van me onderzoek naar noodhulpdiensten en bekijkt hoe het kan dat sommige medewerkers van hulpdiensten vaker slachtoffer van geweld worden dan andere. Ook ben ik lange tijd bezig geweest met het straatintimidatie-onderzoek, dat ik in februari vorig jaar heb uitgebracht. Daar hebben we seksuele straatintimidatie in Rotterdam in kaart gebracht: hoe komt het voor, bij wie komt het voor en op wat voor soort manieren gebeurt het?’ Inmiddels heeft de gemeente een heel plan van aanpak ontwikkeld met ons onderzoek als belangrijke bron van informatie. Ik zou in de toekomst graag vervolg onderzoek opstarten om dat beleid te evalueren’.
Eigen rol bewaken
‘Ik sta zeker achter het delen van expertise met de maatschappij, al vind ik wel dat wetenschappers hun eigen rol daarin moeten blijven bewaken. De wetenschapper zoekt naar kennis, analyses, verbanden en inzichten, maar wij zijn uiteindelijk niet degenen die het daadwerkelijke beleid moeten maken. Als ons om bepaalde aanbevelingen wordt gevraagd, dan wordt het dus wat lastiger’.
‘Ik denk dat je bij het delen van je analyses oog moet houden voor bepaalde nuances. Dat laatste is in deze tijd soms best een uitdaging, want binnen de media en de politiek zie je soms een behoefte aan wat hardere uitspraken. Zeker als er bij een onderwerp bepaalde politieke belangen meespelen, zoals in het geval van het onderzoek naar straatintimidatie. Daarom was het zo goed om te zien hoe de media uiteindelijk met dit verhaal zijn omgegaan: zij gaven alle ruimte voor het genuanceerde verhaal dat wij naar buiten wilden brengen’.
Realistische verwachtingen
‘De hoeveelheid tijd en ruimte die ik tijdens mijn promotieonderzoek had, heb ik sindsdien nooit meer gekregen. Het is als senior onderzoeker niet mogelijk om je je een lange tijd te focussen op een bepaald probleem, en de communicatie met de buitenwereld speelt hier een rol in. Dat merkte ik zelf tijdens alle aandacht rondom straatintimidatie. Ik heb me hier een aantal dagen aan overgegeven, maar daarna wilde ik gewoon weer verder met een nieuw onderzoek. Volgens mij herkennen de meeste wetenschappers dit gevoel wel’.
‘Ik denk dat wetenschappers realistische verwachtingen moeten hebben als het om contact met de media gaat. Je moet ermee kunnen leven dat heel veel van de informatie die je wilt overbrengen, verloren gaat. Als je je goed voorbereidt, en je van tevoren bepaalt wat je wel (en niet) wilt zeggen, heb je wel een grotere kans dat jouw boodschap goed wordt opgepikt’.
Juridische en empirische elementen
‘Erasmus School of Law doet heel diverse onderzoeken, dat zie je zelfs al binnen onze eigen sectie. Je krijgt hier bovendien als individuele onderzoeker heel veel vrijheid, zodat je een opdracht of onderzoek op een heel eigen manier aan kan pakken. Een ander heel goed punt aan onze faculteit vind ik dat er veel aandacht aan empirisch onderzoek wordt besteed, en dat er steeds vaker naar verbindingen tussen de juridische en empirische elementen van zo’n onderzoek wordt gekeken. Dit hangt ook samen met de interdisciplinaire ambities van Erasmus School of Law. Ik merk zelf dat ik heel veel baat heb bij de samenwerking met andere disciplines, zowel binnen als buiten onze faculteit. Hierdoor leer je als het ware andere talen spreken en dat is een groot voordeel voor iemand zoals ik’.
Wat is je motivatie?
‘Studenten die een academische carrière overwegen, moeten zich volgens mij van tevoren heel goed afvragen wat hun motivatie precies is. Daarnaast zijn er drie dingen heel belangrijk als je dit werkelijk wilt: je moet allereerst nieuwsgierig zijn, het echt heel leuk vinden om bepaalde dingen uit te pluizen. Daarnaast moet je van schrijven houden en natuurlijk over de nodige discipline beschikken. Die eerste twee zaken vormen samen de drijvende kracht achter elk succesvol groot onderzoek. Als je deze eigenschappen bezit, dan moet je een heel eind kunnen komen’.
Personalia
Naam: Tamar Fischer
Functie: Universitair hoofddocent criminologie
Proefschrift: 'Parental divorce, conflict, and resources : the effects on children's behavior problems, socioeconomic attainment, and transitions in the demographic career' (2004)
Expertise: Dader-slachtoffer interacties, Strafrechtelijke interventies, Evaluatieonderzoek, Kwantitatief en Mixed method onderzoek
Huidig onderzoek: Passende sancties en interventies voor cybercriminelen. Evaluatie strafrechtelijke beschermingsbevelen