Begin deze maand deed de Hoge Raad uitspraak in een rechtszaak over verzwijging bij het afsluiten van een verzekering. Het arrest draait om de weigering van een schadeclaim door een verzekeraar op grond van foutief doorgegeven gegevens. Mag een verzekeraar dit zomaar doen? En aan welke regels is de verzekeraar gebonden? Mop van Tiggele-Van der Velde, hoogleraar Verzekeringsrecht aan Erasmus School of Law, werd geïnterviewd over het arrest in een artikel van NRC en gaat met ons in gesprek over deze zaak.
De eiser, een koeriersbedrijf, sloot een autoverzekering af bij (een rechtsvoorganger van) Nationale-Nederlanden. Twee jaar later werd de auto gestolen en het koeriersbedrijf diende een claim in van drieënveertig duizend euro. Nationale-Nederlanden weigerde de diefstalschade te vergoeden, aangezien het koeriersbedrijf bij de aanvraag van de verzekering onjuiste informatie heeft verstrekt. Het bedrijf had aangegeven drie jaar geen schades te hebben gehad, terwijl er twintig schademeldingen hadden moeten worden doorgegeven, waaronder een diefstal.
Wanneer is iets een verzwijging?
Bij het aangaan van een verzekering rust er een mededelingsplicht op de verzekeringnemer. De verzekeringnemer is verplicht de voor de verzekeraar relevante informatie te delen als hierom gevraagd wordt. Denk bijvoorbeeld aan een schade- of strafrechtelijk verleden, opzegging of eerdere dekkingsgeschillen. Als de mededelingsplicht niet wordt nagekomen, is sprake van verzwijging. Als iets met opzet wordt verzwegen, of als iets wordt verzwegen wat voor de verzekeraar een reden zou zijn om geen verzekering te sluiten, dan hoeft de verzekeraar geen uitkering te doen bij schade.
Een verzwijging wordt niet snel aangenomen. “Er is pas sprake van [verzwijging red.] als je de waarheid kende of behoorde te kennen, de verzwegen feiten van belang waren, je wist dat de verzekeraar ze wilde weten, en de verzekeraar zijn uiterste best heeft gedaan om zelf de nodige kennis te vergaren”, vertelt Van Tiggele-Van der Velde.
Onjuistheden in het aanmeldingsformulier kunnen na jaren pas invloed hebben op de verzekerde. “Dat kan zuur lijken, maar verzekeraars hoeven nu eenmaal pas onderzoek te doen als er een schadeclaim is. En verzwijging raakt ook wel de kern van het vertrouwen”, stelt Van Tiggele-Van der Velde.
De termijn als sleutel tot de uitspraak
Het koeriersbedrijf stapte naar de rechter om de schade toch uitgekeerd te krijgen, maar verloor bij zowel de rechtbank als het hof. Bij de Hoge Raad lag ter beoordeling voor of de verzekeraar te laat was begonnen over de verzwijging. De wet zegt dat een verzekeraar enkel gevolgen mag verbinden aan een verzwijging als de ontdekking ervan, onder vermelding van de mogelijke gevolgen, binnen twee maanden aan de verzekerde wordt gemeld.
De kern van het recente arrest is de vraag: wanneer begint de termijn van twee maanden te lopen waarbinnen een verzekeraar een beroep op verzwijging kan doen? Volgens het koeriersbedrijf was het startpunt van die tweemaandentermijn het moment waarop de verzekeraar de verzwijging had behóren te ontdekken. Dan zou de verzekeraar te laat zijn.
Duidelijk is dat de verzekeraar tijdig de verzekerde op de hoogte moet stellen, maar er is al jaren discussie over welke termijn gehandhaafd moet worden en wanneer deze aanvangt. Van Tiggele-Van der Velde: “Begint de termijn zodra de verzekeraar de verzwijging ontdekt – wat letterlijk in de wet staat – of zodra hij het had moeten weten? De Hoge Raad kiest voor het eerste, maar zegt dat je naar de omstandigheden moet kijken om te bepalen wanneer de verzekeraar voldoende zekerheid had.”
De Hoge Raad oordeelt dat de verzekeraar de ontdekking van de verzwijging binnen twee maanden moet melden om te voorkomen dat de verzekeringnemer onnodig lang in onzekerheid blijft. Maar die termijn gaat pas lopen als de verzekeraar ‘voldoende zekerheid’ heeft dat sprake is van verzwijging. Wanneer dat is, hangt af van de omstandigheden van het geval. “Dat een voldoende zekerheid nodig is, verrast niet. Zo was ook de lagere rechtspraak. Wel brengt de Hoge Raad een nieuw element in, waar hij een onderzoeksplicht voor de verzekeraar introduceert ‘nadat hij aanwijzingen heeft gekregen’. Dat schurkt wellicht toch wel tegen een wat objectieve(r) benadering aan,” vertelt Van Tiggele-van der Velde.
“Hoe dat uitwerkt, zal in de praktijk blijken. In de onderhavige zaak biedt de uitspraak in elk geval voor de verzekerde geen soelaas”, aldus Van Tiggele-van der Velde.
- Professor
- Meer informatie
Lees het hele artikel van NRC hier.
Lees het hele arrest op de site van de Rechtspraak.