Een onderzoeksteam van het Departement Law, Society & Crime van Erasmus School of Law heeft in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) evaluatieonderzoek gedaan naar de landelijke Pilot Reprimande. Een schijnbaar ‘klein’ onderwerp dat in werkelijkheid belangrijke gevolgen heeft voor minderjarige verdachten en voor de politiepraktijk. Het maakt een einde aan onnodige overbrenging naar het politiebureau van minderjarige verdachten van de lichtste categorie feiten en vervangt deze door een betekenisvolle interventie door de politie, te weten de politie‐ reprimande met betrokkenheid van de ouders.
De reprimande kent een andere werkwijze dan de reguliere aanhouding en voorgeleiding. Minderjarige first offenders van een licht strafbaar feit zoals winkeldiefstal worden niet langer overgebracht naar het politiebureau en daar voorgeleid bij de hulpofficier van Justitie, maar deze voorgeleiding gebeurt telefonisch op locatie. Als de hulpofficier van justitie op basis van dit gesprek oordeelt dat de minderjarige verdachte in aanmerking komt voor een reprimande, wordt deze in vrijheid gesteld en volgt een reprimandegesprek tussen de minderjarige, ouders en de politie.
Van de politiecel naar de keukentafel
De Pilot heeft vier doelstellingen. Ten eerste moet de reprimande een nodeloos gejuridificeerd proces met insluiting op het politiebureau voorkomen. Daarnaast moet het een landelijk kader bieden voor het voorkomen van onnodig verblijf in een politiecel, waar dit soort initiatieven voorheen verspreid over het land van elkaar verschilden. Ook moet de reprimande voorzien in een proportionele en pedagogische afhandeling buiten het strafrecht om. Het laatste doel is om een passende en effectieve reactie ter voorkoming van recidive (het opnieuw plegen van hetzelfde strafbare feit) te bieden.
Het onderzoeksteam, bestaande uit Jolande uit Beijerse, Tamar Fischer, Chiara van Guldener, Liselotte Postma en Frank Weerman, heeft de Pilot Reprimande geëvalueerd op basis van het initiële plan, het proces en in hoeverre de doelen behaald zijn. Er is behalve empirisch onderzoek in de politiepraktijk ook uitgebreid strafrechtelijk en criminologisch internationaal vergelijkend literatuuronderzoek gedaan naar de effectiviteit van de reprimande en de juridische inbedding daarvan in het strafproces. Het team adviseert om de reprimande een vaste basis in het jeugdstrafrecht te geven.
Waardering minister
De minister voor Rechtsbescherming Franc Weerwind spreekt in een zeer uitgebreide reactie zijn waardering uit voor het werk van de onderzoekers en zegt dat hun uitgebreide analyse een goede basis biedt voor de doorontwikkeling van de reprimande. Hij ziet de reprimande als “een waardevol onderdeel van het interventiepalet in het (jeugd)strafrecht.”
Het onderzoek heeft geleid tot vijftien aanbevelingen voor de toekomst van de reprimande, waarvan het merendeel door de minister is overgenomen of in overweging zal worden genomen.