Op 6 november 2020 sprak prof. mr. dr. Ruben Houweling, hoogleraar Arbeidsrecht aan Erasmus School of Law, met RTL Z om perspectief te bieden op een uitspraak van de Hoge Raad die grote gevolgen kan hebben voor ZZP’ers. Hoewel de impact groot zal zijn, was deze uitspraak niet onverwachts, volgens prof. Houweling.
De zaak waar het om draait is tussen een participatiewerker en de gemeente Amsterdam. De participatiewerker was een aantal maanden onbetaald in dienst als servicedeskmedewerker, om haar uitkering te behouden en terugkeer op de arbeidsmarkt makkelijker te maken. Echter eiste de vrouw na een aantal maanden toch loon als elke andere medewerker, aangezien ze exact hetzelfde werk verrichte als haar collega’s die wel een arbeidsovereenkomst hadden. De vraag die de Hoge Raad uiteindelijk heeft beantwoord is wanneer er sprake is van een arbeidsovereenkomst. De Hoge Raad oordeelde 6 november jl. dat niet de bedoeling van partijen, maar hetgeen zij werkelijk zijn overeengekomen bepalend is voor de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst of niet.
Prof. Houweling vertelt bij RTL Z dat door het beantwoorden van deze vraag, de Hoge Raad een einde heeft gemaakt aan een discussie die al tientallen jaren loopt. Het zijn de feitelijke omstandigheden die bepalen of twee partijen een arbeidsovereenkomst hebben, niet de kwalificatie van de rechtsrelatie die in het contract staat. Deze uitspraak gaat gevolgen hebben voor ZZP’ers met maar een enkele opdrachtgever, die eigenlijk hetzelfde werk verrichten als medewerkers van die opdrachtgever (schijn-ZZP’ers). Ze zullen dezelfde rechten kunnen proberen af te dwingen als die van een medewerker met arbeidsovereenkomst. Het zou echter ook kunnen betekenen dat de schijn-ZZP’er geen gebruik mag maken van fiscale voordelen, zoals de zelfstandigenaftrek, omdat hij in feite geen zelfstandige is. Of de fiscus daadwerkelijk hierop gaat handhaven, is nog onduidelijk. Vooralsnog is handhaving uitgesteld tot 1 oktober 2021.
Met name in uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven zal nu een verschuiving plaatsvinden, aangezien deze de laatste decennia nog wel vasthielden aan de letter van het contract. Prof. Houweling was echter niet verbaasd over het oordeel van de Hoge Raad: “eigenlijk wisten we dit al een tijd, omdat de Hoge Raad al sinds 1997 - langzaam maar zeker - een koers aan het varen is, die hier op uitkomt”. De uitspraak van de Hoge Raad is in lijn met een ontwikkeling die op het hoogste niveau van rechtspraak al plaatsvond, maar zal dus voor lagere rechters een grote verandering te weeg brengen.