Ilona van den Eijnde, onderzoeker aan Erasmus School of Law, schreef onlangs een blog over de impact van btw(verlaging). De blog is hieronder te lezen:
“Volgens mijn iPhone besteed ik gemiddeld zo’n 22 minuten per week aan schermtijd op Facebook. Dat kan best kloppen, sinds mijn werkende leven een jaar of 12 geleden begon, ben ik meer gaan “Linked-innen”. Voor deze afschuwelijke verengelsing ben ik allereerst aan de Nederlandse taalpurist welgemeende excuses verschuldigd. Bij deze.
Op dat Facebook kom ik in die 22 minuten heel soms nog wel eens wat interessante linkjes tegen. Zo ook laatst, en deze wil ik jullie niet onthouden. Het gaat om een bedrijf in Duitsland dat besluit om tampons in boekvorm te verkopen. In Duitsland was op het moment van dit initiatief namelijk het standaard btw-tarief van 19% van toepassing op de verkoop van tampons en het verlaagde tarief van 7% op de verkoop van boeken. Door de tampons te plaatsen in een uitsparing in een boek, stelt deze verkoper dat het geheel daardoor onder het verlaagde tarief van 7% kan worden verkocht. Met arresten zoals CCP en Levob in de hand vraag ik me natuurlijk eerst af of die vlieger wel opgaat. Voorafgaand aan de vraag of de levering van tampons niet als de hoofdlevering – à la de hoofddienst uit CPP – kan worden beschouwd, kan men zich eerst nog afvragen of we à la Levob wel te maken hebben met twee prestaties die zo nauw met elkaar verbonden zijn dat zij objectief gezien economisch één geheel vormen waarvan de splitsing kunstmatig zou zijn. Dit probleem loste zich in Duitsland overigens met ingang van 1 januari 2020 vanzelf op, toen het btw-tarief op tampons werd verlaagd van 19% naar 7% en er – wunderbar – weinig tamponboeken meer werden verkocht. Na Duitsland blijven er nog slechts 6 van de 27 EU lidstaten over die vrouwelijke verzorgingsproducten tegen het standaard btw-tarief belasten. Het gaat om Bulgarije, Finland, Zweden, Kroatië, Hongarije en Denemarken – die laatste overigens enkel omdat het systeem geen enkel verlaagd btw-tarief kent. Ik kan me desondanks niet voorstellen dat er vrouwen zijn die hun (nieuwe) woonplaats op basis van deze informatie bepalen, maar wetenschappelijk bewijs ‘quod non’ ontbreekt.
De Duitse Minister van Financiën, Olaf Scholz, waarschuwde vóór de Duitse btw-verlaging al dat een aanpassing van het btw-tarief waarschijnlijk weinig effect zou hebben op de prijzen. Hij kreeg gelijk: volgend op de tariefsverlaging werden prijzen kort naar beneden bijgesteld, maar al snel werd het verschil weer bij geplust en omgezet in een aanvullende winstmarge van verkooppunten die in de dubbele cijfers liep. Effecten die in Nederland niet vreemd zijn en die we herkennen van de verlaging van het btw-tarief op e-books per 1 januari 2020 en van de verhoging en kort daarna terug-verlaging van het btw-tarief op toegangskaarten in de culturele sector in 2011 en 2012. Spoiler alert: de verhoging werd wél doorberekend in de ticketprijzen, de kort daarop volgende verlaging niet. De voorbeelden dat specifiek btw-tariefsverlagingen – uiteindelijk – helemaal niets doen met de prijs van een product en alleen maar leuk zijn voor marges, zijn eindeloos. De prijs blijft in de meeste gevallen wat jij en ik bereid zijn om te betalen, ongeacht het btw-tarief dat er op drukt. Prijs aan de pomp op dit moment nog steeds erg hoog, ondanks de recente accijnsverlaging? Dat heeft dus ook weinig te maken met de accijns en btw-tarieven, maar alles met de huidige prijs van een vat olie op de wereldmarkt. Geopolitieke crises, pandemieën, een slechte oogst in de Champagneregio, een schip dat in het Suez kanaal komt vast te zitten, of andere grove verstoringen van handelsketens: dát zijn ontwikkelingen die pas écht impact hebben op markt- en consumentenprijzen.
Slechte voorbeelden te over en tóch blijft de politiek ook in het meest recente coalitieakkoord zich weer vastklampen aan fiscale nudging (voor de taalpuristen: kleine duwtjes). “We bezien hoe we op termijn een suikerbelasting kunnen invoeren en de btw op groente en fruit naar 0 procent kunnen verlagen”. Zucht. We leggen het nog één keer uit. Btw is een omzetbelasting die op basis van de “toegevoegde waarde” in iedere schakel van een leveringsketen wordt geheven. Grappig genoeg belast de Nederlandse btw niet noodzakelijkerwijs de “waarde” van een product, maar wel de “prijs”. En laat de prijs, inclusief btw, nu precies zijn wat de verkoper en koper met elkaar overeen dienen te komen om een verkoop tot stand te laten komen. Is de consument bereid om een euro voor een appel te (blijven) betalen? Dan verdwijnt de circa 13 cent btw-verlaging gewoon in de marge van één of meer van de verkopers in de keten. Leuker kunnen we het niet maken, nog duurder waarschijnlijk wel.
Het is overigens maar wel te hopen dat, als die btw-verlaging er uiteindelijk inderdaad niet komt, supermarkten hun groente en fruit niet daadwerkelijk gaan inspuiten met benzine. Gelukkig weet de échte specialist op het gebied van indirecte belastingen dat de verkoper daar fiscaal weinig mee op gaat schieten. De accijns op benzine is weliswaar tijdelijk verlaagd naar 0, maar het btw-tarief op energie wordt verlaagd naar hetzelfde btw-tarief dat nu al van toepassing is en zou moeten blijven op groente en fruit: 9%.”
- Meer informatie
Ook specialist worden op het gebied van fiscaal instrumentalisme, btw en accijnzen? De master Fiscaal Recht – Indirecte Belastingen is een veelzijdige topmasteropleiding waarbinnen onder meer deze onderwerpen aan bod komen. Via deze link tref je meer informatie aan en kun je je direct inschrijven!