Zorgdirecteuren met een strafblad of dubieus zorgverleden kunnen nog steeds eenvoudig een nieuwe jeugd- of thuiszorginstelling beginnen. De nieuwe wetgeving die begin dit jaar is ingevoerd, zou dit probleem moeten aanpakken. Deskundigen vinden echter dat de wet niet toereikend is, blijkt uit een artikel van RTL Nieuws. Ook André den Exter, universitair hoofddocent Gezondheidsrecht aan Erasmus School of Law, is niet tevreden over de nieuwe wet; “eerlijk gezegd durf ik de stelling wel aan dat je het symboolwetgeving kan noemen”.
“Zorgfraude is een groot maatschappelijk probleem”, stelt Den Exter in een opiniestuk in het Nederlands Dagblad. “Alleen al in de langdurige zorgsector werd in 2019 voor ongeveer 35 miljoen euro gefraudeerd”. Daarnaast blijkt dat de zorgsector veelvuldig wordt gebruikt om geld wit te wassen en kwetsbare cliënten uit te buiten. Om dit soort praktijken tegen te gaan, ging begin dit jaar een nieuwe wet in. Deskundigen zoals Den Exter zijn echter sceptisch en verwachten niet dat de wet veel zal veranderen.
De mazen in de nieuwe wet
De Wet Toetreding Zorgaanbieders verplicht elk nieuw zorgbedrijf zich te melden bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Het VWS kan vragen om een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) of een aanvullend integriteitsonderzoek instellen naar het criminele verleden van een directeur. In de eerste twee maanden van 2022 zijn er 1270 nieuwe bedrijven opgestart. Maar voor 1250 van de 1270 bedrijven geldt de genoemde controle helemaal niet. De nieuwe wet maakt namelijk een uitzondering voor kleine bedrijven met minder dan 10 werknemers. Zo kunnen zorgdirecteuren met een dubieus zorgverleden telkens weer opnieuw beginnen zonder gecontroleerd te worden.
Risicovolle uitzondering
“Bij kleine bedrijven zijn de risico’s juist groter”, stelt Den Exter. “Het winstoogmerk staat voorop en die hebben ook niet altijd de juiste kwalificaties, dus die wil je niet in de zorg hebben. Maar die kunnen dat wel gaan organiseren, want ze vallen immers buiten de reikwijdte van die wet”, concludeert de universitair hoofddocent. “Eerlijk gezegd durf ik de stelling wel aan dat je het symboolwetgeving kan noemen”, aldus Den Exter.
Hoe wel?
Het terugdringen van malafide zorgondernemers kan volgens deskundigen bereikt worden door beter te gaan controleren; zowel op papier als fysiek. Ook gemeenten moeten voor inspectie zorgen. Zij sluiten namelijk contracten af met aanbieders en zullen kritischer moeten gaan kijken met wie ze in zee gaan. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is het hiermee eens, maar geeft aan niet genoeg mogelijkheden en middelen te hebben.
Den Exter stelt eveneens dat zorgverzekeraars een belangrijke taak hebben om zorgfraude tegen te gaan. Via materiële controles kunnen zij erachter komen of de zorgverleners inderdaad de zorg hebben verleend zoals gedeclareerd. In geval van declaratiefraude kan het medisch tuchtrecht een uitkomst bieden, geeft Den Exter aan. “De tuchtrechter is onverbiddelijk voor beunhazen en fraudeurs. Door te frauderen worden kernwaarden van de professie, waaronder betrouwbaarheid, zorgvuldigheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid op grove wijze geschonden.”