Nederland voert een totaal nieuw belastingstelsel in, zonder echte discussie

Foto van Maarten de Wilde

Op 31 mei 2023 heeft het kabinet het wetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024 aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze wet maakt het mogelijk voor Nederland om extra belasting te heffen van grote multinationals die in andere landen minder dan vijftien procent winstbelasting betalen. De wet is geïntroduceerd als een soort vangnet waarmee Nederland in het eigen land een effectief belastingtarief van vijftien procent kan garanderen en – waar nodig – kan gaan bijheffen wanneer andere landen minder dan vijftien procent winstbelasting heffen van multinationals. Maarten de Wilde, hoogleraar Internationaal en Europees Belastingrecht aan Erasmus School of Law, verwacht echter dat de wet niet zozeer als vangnet zal werken, maar op de lange termijn de huidige vennootschapsbelasting grotendeels zal gaan vervangen. 

Het wetsvoorstel is geen Nederlands initiatief; de wet is de implementatie van de EU-richtlijn voor een minimumniveau van belastingheffing, wat weer de Europese implementatie is van het OESO-akkoord over een minimum winstbelasting van vijftien procent, genaamd Pijler 2.  

OESO-akkoord
In december 2021 is onder leiding van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) modelwetgeving gepubliceerd inzake de mondiale overeenstemming die in oktober 2021 werd bereikt over een wereldwijde herziening van de belastingheffing van multinationals. Maarten de Wilde sprak in oktober 2021 over een doorbraak in het internationale belastingrecht. Voor een succesvolle uitwerking in de EU van deze nieuwe afspraken, is implementatie in EU-wetgeving noodzakelijk. Het OESO-model ziet op twee pijlers: de herverdeling van heffingsrechten door nieuwe winsttoerekeningsregels en een wereldwijd minimumbelastingtarief. De Europese Commissie publiceerde in december een richtlijnvoorstel voor de implementatie van een wereldwijd minimumbelastingtarief gepubliceerd, vrijwel identiek aan de OESO-modelregels.

De minimumbelasting gaat per 1 januari 2024 gelden voor bedrijven met een omzet van minimaal 750 miljoen euro per jaar. “Dat zijn er in Nederland meerdere duizenden”, vertelt De Wilde. “Een specialistisch team van 65 werknemers van de Belastingdienst zal het systeem gaan uitrollen in Nederland.” De verwachting van het kabinet is dat andere landen niet zo snel zullen gaan bijheffen over winsten behaald in Nederland aangezien de huidige vennootschapsbelasting – volgens de regering op een enkele mogelijke uitzondering veroorzaakt door een specifieke maatregel in de deelnemingsvrijstelling na – eigenlijk altijd tot een minimumbelasting van tenminste vijftien procent van de winst zal leiden. Nederland zal daarnaast andere landen gaan controleren op hun effectieve belastingdruk en, waar mogelijk, is Nederland ook voornemens om bij te heffen wanneer andere landen zich niet aan de OESO-afspraken voor minimumbelasting houden. 

Totaal nieuw stelsel 

In eerste opzicht lijkt de nieuwe Wet minimumbelasting 2024 geen grote veranderingen op te leveren voor het Nederlandse belastingstelsel, maar volgens de Wilde zit dat anders: “Het kabinet doet zijn best om de belasting in de beeldvorming als schaduwstelsel van de vennootschapsbelasting te projecteren, maar in feite gaat het andersom zijn.” Volgens de hoogleraar zullen bepalingen en definities in de Wet op de vennootschapsbelasting (zoals bijvoorbeeld wat we verstaan onder winst, ‘aftrekbare kosten’ of een vrijstelling) steeds meer moeten gaan conformeren naar/met de bepalingen en definities zoals die door de OESO zijn opgesteld in het kader van Pijler 2: “uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel blijkt dat alle termen in de nieuwe wet niet doorwerken in andere belastingwetten [zoals de Vennootschapsbelasting]. Hoewel dit niet expliciet zo in de Memorie van Toelichting wordt gezegd, werkt dit ook andersom. De Wet minimumbelasting is dus een totaal nieuw stelsel met totaal nieuwe regels en definities. Uiteindelijk kan de Wet minimumbelasting de dominante belasting gaan worden, bijvoorbeeld wanneer een vrijstelling in de vennootschapsbelasting vrijgeviger is dan de minimumbelasting.”  

Te weinig discussie 

Door de invoering van een mondiale minimumbelasting verdwijnt de autonomie van landen bij het bepalen van het belastingtarief. “Wat je daarvan vindt, is een politieke vraag” vindt De Wilde, “maar wat me wel wat dwars zit is dat de introductie van deze minimumbelasting [red. gebaseerd op OESO-afspraken] gebeurt zonder echte discussie of we dit eigenlijk wel willen en of de regels die nu worden uitgerold wel de best denkbare zijn. Belastingontwijking willen we natuurlijk aanpakken en dat is ook goed. Maar invoering van een mondiaal gecoördineerde minimumbelasting gaat veel verder, zeker als je kijkt hoe het proces verloopt. Nederland is op basis van slechts enkele aangenomen moties in de Tweede Kamer aan tafel gegaan bij de OESO. Het gebeurt allemaal buiten het zicht van de parlementaire controle, onder de radar en geruisloos. Nog maar een paar jaar geleden konden we politiek niet akkoord gaan met plannen tot belastingharmonisatie binnen de EU en nu gaan we all-in. We conformeren ons aan een politieke afspraak die is gebaseerd op overleg tussen vertegenwoordigers van landen, ambtenaren van de ministeries en belastingautoriteiten, in een discussieplatform georganiseerd door de OESO, terwijl de OESO geen institutionele positie heeft in onze rechtsorde.  

De wijze waarop Pijler 2 zijn weg vindt naar het Nederlandse belastingstelsel wekt vanuit een staatsrechtelijk perspectief argwaan. Vanuit de OESO komen modelregels, interpretatieregels en assistentie bij de toepassing van deze regels. Er concentreert zich een hoop macht binnen deze organisatie, die geen democratische en constitutionele legitimatie kent. Daarnaast is het politieke akkoord dat de basis voor de maatregelen vormt geen verdrag en heeft ook niet het parlementaire goedkeuringsproces doorlopen. De fiscale wetgever geeft ook zelf aan dat de beleidsruimte van Nederland zeer beperkt is. Hetzelfde beeld zie je terug in de preambule bij de EU-richtlijn. Ook daar wordt aangegeven dat het om uitvoering gaat van wat binnen OESO-verband is afgesproken. Omdat we hier EU-wetgeving invoeren betekent dit ook dat onze nationale hoogste rechter, de Hoge Raad, niet zelf over de uitlegging van de nieuwe regels zal gaan maar daarvoor bij het Hof van Justitie van de EU zal moeten aankloppen.” 

Stok achter de deur 

Met de invoer van de Europese richtlijn en het Nederlandse wetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024 laten een aantal landen toewijding zien voor de realisatie van een wereldwijde minimumbelasting. Toch zijn er ook grote wereldmachten en westerse landen die weliswaar het pijler 2 akkoord ondertekenden, maar voor alsnog geen stappen maken naar het invoeren van een minimumbelasting of zelfs een stap achteruit doen, legt de Wilde uit: “De EU heeft een beweging gemaakt en een juridisch bindende richtlijn opgesteld en er zijn een aantal landen met een kaderwet gekomen, maar er zijn ook landen, zelfs binnen de EU, die nog helemaal niets hebben ondernomen. Daarnaast bewegen landen ook terug, zoals de Verenigde Staten die eerder wel het Pijler 2 akkoord ondertekenden. De Republikeinen hebben zelfs een brief gestuurd aan president Biden dat ze alle juridische middelen zullen aanwenden, wanneer landen overgaan tot bijheffing over Amerikaanse winsten.” Dat zet spanning. Het Pijler 2 akkoord geeft landen daar juist een stok achter de deur, benadrukt De Wilde: “Er zit een politiek sluw element in pijler 2: als landen niet gaan bijheffen, dan mogen andere landen dit doen. Tegelijkertijd zien we buiten de EU landen bewegen richting continuering van de concurrentie om investeringen, maar dan via subsidieverlening in plaats van via de belastingwetgeving. Binnen de EU is dat lastiger vanwege de Europese staatssteunregels.” 

Professor
Meer informatie

Meer weten? Klik op de link voor een uitgebreid artikel over de invoer van de Wet minimumbelasting 2024 van Maarten de Wilde in het Nederlands Tijdschrift Fiscaal Recht.

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen