Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden deed op 14 maart uitspraak in de zaak die ging over de gewelddadigheden op Mallorca. Het hof veroordeelde zeven personen voor vormen van openlijk geweld en er volgde vrijspraak voor doodslag. Dit roept vragen op over individuele verantwoordelijkheid in het strafrecht, met name in gevallen van collectieve misdaden. Joost Nan, hoogleraar Straf(proces)recht aan Erasmus School of Law, deelde zijn inzichten hierover in een artikel van NRC. “Het komt wel vaker voor dat een groep verdachten niet vertelt wat er is gebeurd.”
De onschuldpresumptie, oftewel het vermoeden van onschuld is een belangrijk strafrechtelijk beginsel. Dit bepaalt dat eenieder voor onschuldig dient te worden gehouden totdat het tegendeel is bewezen. Dat is volgens Nan dan ook de juridische uitdaging bij het vervolgen van groepen voor misdaden zoals deze. “Het systeem is gebouwd op individuele aansprakelijkheid en procesrechtelijke zorgvuldigheidsnormen, zoals de onschuldpresumptie. Zoveel als mogelijk moet worden voorkomen dat via het strafrecht de verkeerde, dus een onschuldig iemand wordt gestraft. Als je daaraan voor dit soort zaken gaat sleutelen, is de kans groot dat de balans zoekraakt.”
Collectieve verantwoordelijkheid
Hoewel het Nederlandse strafrecht individuele aansprakelijkheid benadrukt, zijn er volgens Nan ook bepalingen die uitgaan van collectief handelen, zoals samenspanning en deelneming aan een criminele organisatie. “Het bij zo'n groep behoren leidt dan op een gegeven moment en wat sneller tot strafrechtelijke aansprakelijkheid. Maar iemand zal ook dan altijd zelf een voldoende bijdrage aan het collectief en het eventuele handelen daarvan hebben moeten leveren. Die bijdrage kan dus echter wat minder zijn dan bij individuele aansprakelijkheid en bij het medeplegen van strafbare feiten”, aldus de hoogleraar.
Wie uiteindelijk verantwoordelijk wordt gehouden voor het plegen van een strafbaar feit en wie niet, is volgens Nan zowel een bewijsrechtelijke als materieel strafrechtelijke kwestie. “Kan uiteindelijk voldoende worden vastgesteld wie wat ongeveer heeft gedaan om hem voor 100% aansprakelijk te houden voor een bepaald gevolg, zoals in dit geval de dood van het slachtoffer? Is daaraan een bijdrage van voldoende gewicht geleverd?”
Nan legt uit dat er weinig ruimte is binnen het Nederlandse strafrecht om een groep te veroordelen voor levensdelicten als individuele daden niet duidelijk kunnen worden toegeschreven aan specifieke leden van de groep. “Iemand moet dan een bijdrage van voldoende gewicht hebben geleverd, gericht op de dood van het slachtoffer. Daarvoor moet wel komen vast te staan dat iemand daaraan echt en opzettelijk heeft bijgedragen.”
Strafrechtelijke dilemma’s
De hoogleraar legt uit hoe het kan dat er zo een groot verschil bestaat als het gaat om de uitspraak van verschillende rechters. “Dat hangt af van de weging van het voorhanden bewijsmateriaal door de desbetreffende rechters. Het komt geregeld voor dat (hogere) rechters anders denken over de bewijswaarde van beelden, verklaringen en stukken dan de vorige rechter.”
Strengere wetgeving biedt volgens Nan geen soelaas. Dat komt doordat je dan tegen andere strafrechtelijke grenzen aanloopt. “In de hitte van de strijd geloof ik niet dat geweldplegers zich laten tegenhouden. Dus dan zou het vooral zijn om achteraf mensen makkelijker te kunnen straffen voor handelingen van anderen waarvan ze zich niet tijdig hebben gedistantieerd. Dat is het grootste nadeel, een beweging naar 'je was erbij, dus je bent erbij'. Een voordeel is dat het bewijsrechtelijk makkelijker wordt om iemand aansprakelijk te houden. Wellicht nodigt dit uit om dan maar te vertellen wat er gebeurd zou zijn. Dat staat dan weer op gespannen voet met het beginsel dat je mag zwijgen als verdachte en niet mee hoeft te werken aan je eigen veroordeling.”
Nan stelt overigens dat het vaker voorkomt dat een groep verdachten niet vertelt wat er is gebeurd. Zo noemt Nan de Hells Angels zaak, waarbij het ging om een levensdelict in het clubhuis. In die zaak is ook onduidelijk gebleven wie daarvoor echt verantwoordelijk waren.
De juridische strijd
Het OM kan nog verschillende wegen bewandelen, maar Nan legt uit dat het aanvechten van bewijslast in cassatie een complex proces is. “Het probleem is dat een andere weging van het bewijs en het gegeven dat een veroordeling ook mogelijk was geweest, in cassatie niet kan worden aangevochten. Dat is overigens bij een veroordeling niet anders. Wellicht dat het OM aanvoert dat bepaalde bewijsoverwegingen niet zonder meer begrijpelijk zijn. Maar dat is een moeilijk gevecht, hoor. Dat weet ik als cassatieadvocaat als geen ander.”
- Professor