Begin november heeft Deloitte een rapport naar buiten gebracht over een onderzoek naar de maatschappelijke kosten van zelfdoding. De uitkomst? De kosten lopen op tot €5 miljard per jaar en tot €2,8 miljoen per suïcide. Het onderzoek is uitgevoerd op verzoek van Stichting 113 Zelfmoordpreventie, die met dit rapport de aandacht van de overheid wil trekken, die met name een abstracte benadering toepast op bij het maken van nieuw beleid. Martin Buijsen, hoogleraar Gezondheidsrecht aan Erasmus School of Law, begrijpt de noodkreet, maar heeft ernstige bedenkingen bij deze benadering en spreekt zich hierover uit in Trouw.
Buijsen legt uit dat deze manier van denken, waarbij mensenlevens uitgedrukt worden in geld, afkomstig is uit het utilisme. Dit is de filosofische stroming waarbij aandacht wordt besteed aan het maatschappelijk nut en ieders bijdrage hieraan. “Dat denken is gebruikelijk in de gezondheidssector. Gezondheidseconomen rekenen door welke therapie je wel of niet in het pakket op moet nemen. Dat druk je uit in qaly’s, (quality-adjusted life years): wat mag een gezond extra levensjaar kosten? Voor wie voor beleidsvragen staat, is dat een aantrekkelijke aanpak: ze kunnen de prijskaartjes vergelijken”, aldus Buijsen.
Over de berekeningen van een suïcide is Buijsen sceptisch. “Je moet een mensenleven niet willen vertalen in euro’s. Dat zou Stichting 113 ook niet moeten doen, want dan maak je van de betekenis van iemand een economisch verhaal”, stelt Buijsen. Deze denkwijze past bij de moderne utilisten, maar Buijsen voelt zich niet thuis bij deze denkwijze. De benadering van de eerste utilist, de Britse jurist Jeremy Bentham, past beter bij zijn overtuigingen. “Hij was ervan overtuigd dat voor- en nadelen in eenheden waren uit te drukken, maar een mensenleven niet. Dat becijferde hij anders: iedereen telt voor één, en niemand voor meer dan één”, aldus Buijsen.
- Professor
- Meer informatie
Lees het hele artikel in Trouw hier.
- Gerelateerde content