“Het is nu of nooit voor een discussie op EU-niveau over het minimumbelastingtarief”

Foto van Maarten de Wilde

Wereldwijd zijn er de afgelopen maanden grote stappen gezet in de mondiale belastingwereld. 136 landen tekenden een akkoord omtrent belastingheffing van grote bedrijven en de Europese Commissie publiceerde een richtlijnvoorstel om de mondiaal afgesproken minimumwinstbelasting van 15% in te voeren voor de wereldwijde activiteiten van multinationals in de EU. Maarten de Wilde, hoogleraar Internationaal Belastingrecht aan Erasmus School of law, legt in een interview met Wolters Kluwer toe waarom het nu of nooit is voor een discussie op EU-niveau over dit minimumbelastingtarief.

EU-implementatie van de OESO-modelregels

In december 2021 is onder leiding van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) modelwetgeving gepubliceerd inzake de mondiale overeenstemming die in oktober 2021 werd bereikt over een wereldwijde herziening van de belastingheffing van multinationals. Maarten de Wilde sprak in oktober 2021 over een doorbraak in het internationale belastingrecht. Voor een succesvolle uitwerking in de EU van deze nieuwe afspraken, is implementatie in EU-wetgeving noodzakelijk. Het OESO-model ziet op twee pijlers: de herverdeling van heffingsrechten door nieuwe winsttoerekeningsregels en een wereldwijd minimumbelastingtarief. De Europese Commissie publiceerde in december een richtlijnvoorstel voor de implementatie van een wereldwijd minimumbelastingtarief gepubliceerd, vrijwel identiek aan de OESO-modelregels.

Is een minimumbelastingtarief wel een goed idee?

Pijler twee heeft als doel om belastingontwijking door multinationals tegen te gaan en om mondiale belastingconcurrentie te beperken. Met name over het tweede doel valt nog een discussie te voeren, volgens De Wilde: “Tot niet zo heel lang geleden vonden we dat landen zelf mochten weten hoe zij de vennootschapsbelastingdruk op hun binnenlandse winsten wensten vorm te geven. Tuurlijk wilden we belastingontwijking en oneerlijke concurrentie aanpakken, maar hoe om te gaan met reële investeringen was aan de landen zelf. Dat uitgangspunt is veranderd. Op een bepaald moment zijn we gaan vinden dat het concurreren van landen om investeringen via de winstbelasting ook moet worden aangepakt. Het pijler 2-voorstel is hier het resultaat van.” Door de invoering van een minimumbelastingtarief voor de vennootschapsbelasting, zijn landen niet langer autonoom in het inzetten van de winstbelasting om te concurreren met andere landen. “Of dat gewenst is, is een politieke aangelegenheid, maar dat het pijler 2-plan van de OESO binnen Europa zo gemakkelijk is omarmd, vind ik bijzonder,” legt de hoogleraar Internationaal Belastingrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam uit.

Nu of nooit

Zolang er echter geen juridisch akkoord is, zijn (EU-)landen niet gebonden om zich te houden aan dit voorstel. Nu een juridisch akkoord steeds dichterbij komt, verhardt de discussie in verschillende landen over pijler 2. Een debat op EU-niveau blijft echter voor alsnog uit, maar volgens De Wilde zou daar snel verandering in moeten komen: “Het is nu of nooit om als lidstaten gezamenlijk en afzonderlijk de discussie te voeren over de vraag of we als Europa de ondergrenswinstharmonisatie willen en zo ja, of het technisch zeer ingewikkelde pijler 2-systeem daarvoor de geijkte methode is.”

Professor
Meer informatie

Lees hier het hele interview van Maarten de Wilde met Wolters Kluwer.

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen