Conversietherapie, waarbij LHBTQI+-personen ‘genezen’ worden met als doel om de seksuele gerichtheid te veranderen, houdt de politiek en maatschappij al enige tijd bezig. Vanuit de samenleving wordt verlangd naar een juridische oplossing voor de bestrijding van dit fenomeen. Toch lijkt een nieuwe wet nog ver weg te zijn. Hierdoor rijst de vraag of het huidige Nederlandse recht al voldoende handvatten biedt om de conversietherapie te bestrijden. Liselotte Postma, universitair docent Straf- en Strafprocesrecht, en Jitske Verhagen, alumna van Erasmus School of Law, hebben hier onderzoek naar gedaan.
Een Nederlands verbod binnen handbereik?
Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat conversietherapie verregaande gevolgen kan hebben. Personen die de therapie ondergaan kunnen onder meer te kampen krijgen met seksuele, psychische, religieuze, maar ook emotionele problemen. Om die reden is het onderwerp in 2019 op de politieke agenda gezet middels een motie. Naar aanleiding van deze motie is in mei dat jaar onderzoek uitgevoerd naar de aard, omvang en gevolgen van conversietherapie in Nederland. In aanvulling daarop werd in 2021 in de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin de regering om een wetsvoorstel ter verbieding van conversietherapie werd verzocht.
Ten tijde van het onderzoek van Postma en Verhagen was er nog geen wetsvoorstel. Deze leek toentertijd ook niet op de agenda te staan, gezien de regering ervoor koos om enkel aanvullend onderzoek naar conversietherapie te laten verrichten. Voor Verhagen en Postma was dit de aanleiding om onderzoek te doen naar mogelijkheden om de conversietherapie te bestrijden met de huidige juridische middelen die Nederland tot haar beschikking heeft.
Internationale mensenrechten en verdragen
“Met een beroep op verschillende grondrechten kan worden gepleit voor een verbod op conversietherapie”, aldus Verhagen en Postma. Hierbij is van belang dat sommige mensen- en grondrechten ter bescherming van slachtoffers kunnen dienen, maar tegelijkertijd zijn er ook mensenrechten die conversietherapie en haar betrokkenen beschermen, leggen de onderzoekers uit: “Voorstanders van een wettelijk verbod op conversietherapie kunnen, vanwege de vergaande schadelijke gevolgen die conversietherapie kan hebben, zich beroepen op het recht op lichamelijke en geestelijke gezondheid. (…) Naast rechten die voor een wettelijk verbod op conversietherapie kunnen worden aangevoerd zijn er ook rechten die tegen een dergelijk verbod kunnen worden opgeworpen. Zo kan op grond van de opvoedingsvrijheid van ouders worden betoogd dat ouders zelf mogen bepalen of zij hun kind aan conversietherapie willen onderwerpen.”
De grondrechten bieden dus geen eenduidig antwoord en maken een wettelijk verbod wenselijk.
Het Nederlandse strafrecht
Bij de vraag of het strafrecht een mogelijk verbod kan bieden, moet eerst worden gekeken naar de vereisten voor een strafrechtelijk verbod. Er gelden een aantal criteria voor strafbaarstelling. Een van deze criteria is of conversietherapie een moreel verwerpelijk karakter heeft, wat daadwerkelijk het geval is. Daarom is het verwerpelijkheidscriterium een argument voor een strafrechtelijk verbod op conversietherapie. Tegelijkertijd zijn er ook criteria die een strafrechtelijk verbod in de weg staan, leggen de onderzoekers uit: “Andere criteria pleiten juist tegen strafbaarstelling van conversietherapie. Zo schrijft het ultimum-remedium-principe voor dat eerst zorgvuldig moet worden onderzocht of met een ander, minder ingrijpend middel dan een strafbaarstelling kan worden volstaan om conversietherapie aan te pakken.”
Ons strafrecht heeft volgens de onderzoekers al een bestaand delict dat conversietherapie in bepaalde gevallen zou kunnen aanpakken; dwang. Hierbij moet sprake zijn van het een ander door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden. Bij conversietherapie is hiervan sprake. Daarnaast geven Verhagen en Postma aan dat het huidige gezondheidsrecht enige handvatten biedt om conversietherapie tegen te gaan.
Voldoende middelen voor bestrijding
Volgens de onderzoekers biedt de huidige wetgeving genoeg middelen om conversietherapie te bestrijden: “Het is wat ons betreft niet noodzakelijk dat voor een verbod op conversietherapie een nieuwe wettelijke bepaling wordt geïntroduceerd. Het strafrecht en gezondheidsrecht zijn hier reeds voldoende toe uitgerust. In beleid kan worden vormgegeven dat conversietherapie via het dwangdelict vervolgd kan worden.”
Wetsvoorstel
Op maandag 14 februari 2022 besloten VVD en D66 alsnog met een initiatiefwet te komen om conversietherapie strafbaar te stellen. Het voorstel wordt gesteund door PvdA, GroenLinks, SP en de Partij voor de Dieren. Het initiatiefwetsvoorstel wordt eerst bekeken door de Raad van State, waarna de Tweede en Eerste kamer zich erover buigen.