Nino Arzini, wetenschappelijk docent Indirecte Belastingen aan Erasmus School of Law, schreef onlangs een blog over de btw-positie van bestuurders. De blog is hieronder te lezen.
Eerder schreef ik de blog “Leuker kunnen we het niet maken, wel moeilijker”. Dat ging over het Nederlandse besluit over het btw-ondernemerschap van toezichthouders. Eén van de belangrijkste kritiekpunten mijnerzijds was dat niet werd ingegaan op de btw-positie van bestuurders. Dankzij de Luxemburgse hoogste rechter gaan we nu toch meer duidelijkheid krijgen over de btw-positie van bestuurders. Deze rechter heeft namelijk in de procedure TP (C-288/22) de vraag aan het Hof van Justitie voorgelegd of een lid van een raad van bestuur zelfstandig een economische activiteit verricht. Ik verwijs ook naar mijn commentaar op deze prejudiciële vragen in NTFR 2022/2985.
Het is prettig dat er meer duidelijkheid zal komen over het btw-ondernemerschap van bestuurders. Ik ben wel benieuwd welke kant het Hof van Justitie op gaat in zijn uiteindelijke arrest. Is de redenering inzake de commissarissen (als lid van de RvC treedt de commissaris niet zelfstandig op, omdat de RvC als orgaan optreedt) ook toepasbaar op bestuurders? Vooralsnog neig ik ernaar dat de meeste bestuurders btw-ondernemer zijn. Doorgaans handelen bestuurders namelijk (gedeeltelijk) voor eigen rekening en eigen verantwoordelijkheid en niet volledig voor rekening en verantwoordelijkheid voor de voltallige raad van bestuur. Daarnaast zal de bestuurder economisch bedrijfsrisico dragen, in tegenstelling tot de commissaris. Het is afwachten hoe het almachtige en onfeilbare Hof van Justitie zal orakelen in deze procedure.
Tot slot: wordt het hierdoor uiteindelijk leuker dan wel makkelijker? Vermoedelijk niet. Dat betekent in de praktijk weer de nodige btw-puzzels die moeten worden opgelost. Maar dat is nu juist de charme van de fiscaliteit.
- Meer informatie
Bekijk hier de pagina voor de masteropleiding Indirecte Belastingen.