Hoewel het web een bron van nuttige informatie is met betrekking tot medische aandoeningen, behandelingen en preventieve zorg, is het ook een broedplaats geworden voor desinformatie. Het verspreiden van misleidende of ongefundeerde informatie over gezondheidskwesties kan verstrekkende gevolgen hebben, variërend van het ondermijnen van vertrouwen in wetenschappelijke autoriteiten tot het direct schaden van individuele gezondheid. Martin Buijsen, hoogleraar Gezondheidsrecht aan Erasmus School of Law, verscheen in een artikel van Medisch Contact over dit onderwerp.
Mensen moeten altijd zelf kunnen kiezen uit welke bronnen zij informatie putten, aldus Buijsen. “Het punt is dat sociale media zowel bronnen van informatie, misinformatie en desinformatie kunnen zijn.” Volgens Buijsen dragen deze mensen echter zelf ook bij aan dit fenomeen. “Diezelfde burgers zijn niet alleen consumenten van informatie, misinformatie en desinformatie verkregen van sociale media, maar ook de producenten daarvan. En ook daar moeten burgers zich van bewust zijn. Met die individuele zelfbeschikking komt ook verantwoordelijkheid.”
Online medische informatie
Buijsen vindt ook dat er wel een bepaalde verplichting op de overheid rust. “Ik ben er niet voor dat de overheid informatie die zij kwalificeert als mis- of desinformatie zomaar buiten medeweten van de burgers onderdruk. Wel heeft zij de verplichting tegen mis- en desinformatie, informatie te zetten die zij wel juist acht”, aldus Buijsen.
Buijsen stelt dat het online informeren van burgers over medische zaken door de beroepsgroep als geheel niets mis is. “Wat ik wel onjuist acht, zijn uitingen van individuele zorgprofessionals op sociale media die onverenigbaar zijn met beleid dat binnen de beroepsgroep is vastgesteld als uit te dragen beleid. Ook als beleid nog in ontwikkeling is, acht ik het juist dat de discussies niet gevoerd worden door individuele leden van de beroepsgroep in de sociale media. De beroepsgroep heeft haar eigen gremia, en daar dienen deze discussies plaats te vinden.”
Juridische consequenties
Buijsen legt uit dat beroepsbeoefenaren die een BIG-registratie hebben, zijn onderworpen aan het wettelijke tuchtrecht van de gezondheidszorg. Dat is een bijzondere vorm van rechtspraak dat is vastgelegd in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. “Een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar die zich op sociale media bezondigd aan uitlatingen die onverenigbaar zijn met de stand van de wetenschap en de praktijk of met wat anderszins in de kring van zijn of haar beroepsgenoten gebruikelijk is, kan hiervoor tuchtrechtelijk worden aangesproken. Beroepsgenoten, beroepsorganisaties, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, maar ook patiënten, hebben erop toe te zien dat dat gebeurt als dat nodig is.”
Huisarts in de media over Covid-19
Wanneer artsen onjuiste of misleidende gezondheidsadviezen verspreiden op sociale media, kunnen zij bij de tuchtrechter ter verantwoording geroepen worden, aldus Buijsen. Zo is er begin dit jaar een zaak geweest van een huisarts die zich vanaf het begin van de Covid-19 pandemie in verschillende media kritisch uitliet over het overheidsstandpunt ten aanzien van (de preventie en de behandeling van) Covid-19. De inspectie verweet de huisarts dat hij zich bij uitingen in diverse (sociale) media niet had gehouden aan de voor hem met betrekking tot het zoeken van publiciteit geldende regels. Zo zou hij bij een interview onder andere hebben gezegd: “Dus ik zie echt het nut van vaccins, maar dit mag je geen vaccin noemen. Dit is genetische therapie.” De inspectie stelde dat het handelen van deze arts een risico voor de patiëntveiligheid vormt en het vertrouwen van patiënten in artsen en de gezondheidszorg schaadt.
Het tuchtcollege oordeelde in deze zaak dat de toon en inhoud van sommige media-uitingen van de huisarts voor discussie vatbaar zijn, maar dat het weinig aanleiding ziet om de huisarts daarover de maat te nemen nu het gaat om een periode waarin sprake was van uitzonderlijke medische, maatschappelijke en politieke ontwikkelingen en ook bewindslieden en andere gezagsdragers met enige regelmaat in de media konden worden betrapt op uitspraken die verder gingen en minder genuanceerd waren dan in normale omstandigheden gebruikelijk is. Daardoor is er in deze casus geen sprake van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid.
Tot op heden is er dus nog niet tuchtrechtelijk ingegrepen. Buijsen denkt niet dat specifieke wetten of regelgeving een oplossing zou kunnen bieden voor dit sociale media-probleem. “Eerlijk gezegd denk ik dat dat onbegonnen werk is. Maar een betere benutting van het middel van het tuchtrecht voor de gezondheidszorg zou alvast helpen.”
- Professor