Op 10 juni 2022 sprak Jolande uit Beijerse, hoogleraar Justitiële Jeugdinterventies aan Erasmus School of Law, ten overstaan van een omvangrijk cortège bestaand uit straf- en jeugdrechtwetenschappers, criminologen en pedagogen en een publiek gevuld met experts uit de jeugdrechtspraktijk, haar inaugurele rede uit getiteld: Kinderrechten in de wet, maar ook in de praktijk. In haar rede zet Uit Beijerse de dynamische wisselwerking tussen het jeugdstrafrecht en het jeugdbeschermingsrecht uiteen en pleit zij voor een hernieuwde focus op een rechtvaardig jeugdrechtssysteem, vanuit het perspectief van de jeugdige zelf.
In haar introductie voorafgaande aan de oratie benadrukte Harriët Schelhaas, decaan van Erasmus School of Law, het maatschappelijk belang van de leerstoel: “Rotterdam is een dynamische en ondernemende stad met lef, maar ook een jeugdige stad waarin veel jongeren te maken krijgen met armoede, schooluitval en werkeloosheid. Kwetsbare jongeren, voor wie een criminele loopbaan soms toegankelijker is dan passende hulp. Nog maar een week geleden luidden kinderrechters de noodklok over het gebrek aan begeleiding en nazorg na een verblijf in een jeugdinstelling. Gespecialiseerde jeugdhulp is vaak niet tijdig of helemaal niet beschikbaar. Het is juist deze jeugdproblematiek waar Jolande uit Beijerse zich voor inzet door een brug te slaan tussen het jeugdrecht en de praktijk.”
De wisselwerking tussen het jeugdstrafrecht en het jeugdbeschermingsrecht
In haar oratie belicht Uit Beijerse de vele ontwikkelingen die zich op het gebied van justitiële interventies in de afgelopen jaren hebben voorgedaan. Eind 19e eeuw werd duidelijk dat het plegen van strafbare delicten veelal voortkwam uit problematische gezinssituaties, zoals verwaarlozing, en dus ook vroeg om een specifieke aanpak: “Het jeugdrechtstrafrecht en het civielrechtelijke jeugdbeschermingsrecht zijn bewust in samenhang tot stand gebracht, waarbij er een wisselwerking mogelijk was en het jeugdbeschermingsrecht de voorkeur had’, aldus Uit Beijerse. Echter, in 1995, het jaar dat het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) werd geratificeerd, bleek dat weinig meer was overgebleven van de in de wet en praktijk opgebouwde jeugdrechtssysteem in Nederland. Beide rechtsterreinen werden strikt gescheiden waardoor jongeren met problemen met twee systemen te maken krijgen met verschillende rechters en rechtsposities waardoor interventies niet altijd op elkaar zijn afgestemd en er niemand meer is die het geheel overziet.
Focus op het perspectief van jongeren
Uit Beijerse pleit er in de eerste plaats voor om de kinderrechter weer meer in positie te zetten en in de tweede plaats voor een persoonlijke benadering waarin professionals zich steeds de vraag blijven stellen hoe ze zouden willen dat hun eigen kind wordt behandeld als dat in deze situatie terecht komt: “Dat helpt om buiten het systeem te treden.” Het vernieuwende van Uit Beijerse’s leerstoel is dat ze daarin het jeugdstrafrecht in nauw verband beziet met het jeugdbeschermingsrecht vanuit de achterliggende beginselen en de uitwerking in de praktijk: “Het zijn de ervaringen die jongeren hebben met justitie, vanuit hun persoonlijke perspectief, die ik nader wil onderzoeken. Omdat ik denk dat daar de sleutel ligt tot een rechtvaardig jeugdrechtssysteem, in het belang van jongeren, maar ook van de samenleving als geheel.”