Prof. dr. Gert-Jan Kleinrensink tilde in het Erasmus MC het anatomieonderwijs voor geneeskundestudenten en chirurgen naar een hoger plan. Hij verloor nooit uit het oog wie dat onderwijs mogelijk maken: mensen die na hun overlijden hun lichaam ter beschikking stellen aan de wetenschap. ‘Ik zeg altijd tegen studenten: deze persoon heeft zijn stoffelijk overschot aan jou geschonken. Dat verdient dankbaarheid en respect.’
Gert-Jan Kleinrensink zegt op vrijdag 3 mei 2024 officieel vaarwel tegen het werkzame leven met een symposium en een afscheidsrede. Dat belooft een lofzang te worden op het anatomie-onderwijs, een van de belangrijkste pijlers onder de basiskennis van iedere dokter. Ook wordt het een ode aan hen die het anatomieonderwijs mogelijk maken: de mensen die na hun overlijden hun lichaam ter beschikking stellen aan de wetenschap.
Kleinrensink was tot zijn pensionering hoofd van de snijzaal en het skillslab. De snijzaal is een gewijde ruimte in de medische faculteit die nog het meeste lijkt op een reusachtige operatiekamer. Er staat een tiental operatietafels, met felle lampen erboven en tafeltjes met chirurgisch instrumentatrium ernaast. Hier krijgen studenten vanaf hun eerste jaar onderricht in de menselijke anatomie.
Professionalisering
Kleinrensink zorgde voor een verregaande professionalisering van snijzaal en skillslab. Vanaf het moment dat hij er de scepter ging zwaaien, werd er gewerkt met vaste protocollen en reglementen. Iedere chirurg met een goed onderwijsplan kon bij hem terecht om ‘courses’ te organiseren voor zichzelf en zijn of haar vakgenoten.
Transplantatiechirurgen leren er innovatieve uitnameprocedures van organen, oncologisch chirurgen oefenen hoe ze de darmwand kunnen hechten met zo min mogelijk kans op naadlekkages. Handchirurgen bekwamen zich in microchirurgie om de zenuwen in de hand zo goed mogelijk te reconstrueren.
De dagelijkse gang van zaken in de snijzaal wordt gecoördineerd door twee enthousiaste preparateurs, geholpen door geneeskundestudenten die de lichamen zelf prepareren en de ‘mise-en-place’ voor alle lessen en programma’s voor hun rekening nemen. Ook geven ze anatomische les aan eerstejaars studenten. ‘Jonge mensen zijn enthousiast, kundig en oneindig flexibel’, vindt Kleinrensink. ‘Ze houden ons - de oude garde - scherp omdat ze slimme, doortastende vragen stellen. Organiseer je eigen tegenspraak, zeg ik altijd. Je moet je niet omringen met ja-knikkers.’
Haptiek
Terug naar de anatomische les. Die is onontbeerlijk voor het geneeskundeonderwijs en het vervolgonderwijs van chirurgen. Hoe levensecht virtual reality tegenwoordig ook is, het zal een practicum met een echt geprepareerd lichaam nooit kunnen vervangen, vindt hij.
Dat heeft te maken met het lerend vermogen van één van de vijf zintuigen: de tast. ‘Haptiek, noemen we dat. Je begrijpt 3-D vormen door ze te voelen, zonder dat je er woorden aan hoeft te geven. Tot je vierde levensjaar doe je niet anders. Kinderen pakken alles vast, voelen eraan, stoppen het in hun mond om texturen te leren kennen.’
In de anatomieles moedigde hij zijn studenten ook altijd aan. Voel! ‘Welke vorm heeft die milt, waar bevindt hij zich precies in de buik? Het is belangrijk dat studenten hem bij wijze van spreken met hun ogen dicht kunnen vinden, want als zich een keer een acute situatie voordoet, bijvoorbeeld als de milt scheurt, moeten ze hem er heel snel kunnen vinden.’
Engineers
Samen met een hoogleraar van de TU Delft zette Kleinrensink ooit een anatomisch lesprogramma op voor ingenieurs van de TU: Anatomy for Engineers. ‘Want hoe ontwerp je een goede bureaustoel als je niet weet hoe de ruggengraat werkt? En als je een chirurgisch instrument wilt ontwerpen met oog voor ergonomie, moet je weten hoe het zit met de functionele anatomie van de hand. Zodat je weet hoe de hand dingen vasthoudt.’
Wat hem opviel aan die ingenieurs: ‘Zij kwamen de snijzaal binnen en het eerste wat ze deden, was handschoentjes aantrekken en zo’n preparaat vastpakken en van alle kanten bekijken. Geneeskundestudenten doen dat eigenlijk nooit. Bij ingenieurs zit dat ingebakken: dingen oppakken en voelen. Vormstudie heet dat. Ze krijgen daar les in. Dan krijgen ze een houten voorwerp in hun hand. Dat moeten ze onder de tafel houden en boven tafel moeten ze met klei namaken wat ze in hun hand voelen. Hartstikke goed en belangrijk.’
Vliegen
Kleinrensink heeft zich altijd sterk gemaakt voor excellent onderwijs. Hij stimuleerde vele lichtingen geneeskundestudenten om -buiten het gewone onderwijsprogramma om- activiteiten te ontplooien die van hen én hun medestudenten betere dokters zouden maken.
Hij kan dan ook genieten van de thoraxchirug die aan de weg timmert met innovaties bij harttransplantaties. En van de handchirurg die zichzelf opwerkt tot de top in zijn vakgebied. Of een universitair docent die wordt verkozen tot Docent
van het Jaar. ‘Ik vind het leuk om mensen beter te laten worden dan ikzelf. Ik breng hen de basis bij en dan mogen ze gaan vliegen.’
Respect
Kleinrensink verloor ook nooit uit het oog dat goed onderwijs mede mogelijk wordt gemaakt door mensen die na hun overlijden hun lichaam ter beschikking stellen aan de wetenschap. Respect en dankbaarheid voor deze gift staan dan ook huizenhoog in het vaandel. ‘Ik zeg altijd tegen studenten: deze persoon heeft zijn stoffelijk overschot aan jou geschonken zodat jij ervan kunt leren. Dus behandel dit lichaam met dankbaarheid en respect.’
Hij vertelt een anekdote over een geneeskundestudent die de anatomische les in kwam met een baseballcap op zijn hoofd. ‘Ik zag de straatcultuur langzaam mijn les in sluipen’, memoreert hij. ‘Een Brabantse boer zet keurig zijn pet af als er een begrafenisstoet passeert. Dus als je een anatomische les volgt waar we het lichaam van een overledene mogen onderzoeken, toon je respect. Bad hairday of niet.’
Kleinrensink piekte de pet van zijn hoofd. ‘Die zaterdag erna kwam op de hockeyclub een vrouw naar me toe. Zijn moeder. ‘Meneer Kleinrensink mag ik u danken, u bent de eerste die het voor elkaar krijgt dat hij zijn pet af zet. Hij draagt dat vreselijke ding áltijd’.’
Evenveel respect verdienen de nabestaanden van deze overledenen, voor wie het Erasmus MC elk jaar een herdenkingsceremonie organiseert. Daar zijn toespraken en muziek te beluisteren. De namen van de overledenen worden hardop voorgelezen en bijgeschreven in een boek dat in een vitrine in het Onderwijscentrum ligt. Geneeskundestudenten passeren dat boek dagelijks: zo worden de overledenen geëerd.
‘Je moet je voorstellen dat de nabestaanden hun dierbare niet kunnen begraven. Er is geen urn, geen graf. We proberen het afscheid wel zo eervol en respectvol mogelijk te organiseren. Een begrafenisondernemer haalt het lichaam met alle egards op en familie krijgt de tijd om afscheid te nemen. Maar toch is het voor nabestaanden vaak ontzettend moeilijk.’
Kleinrensink organiseerde daarom in 2015 een crowdfunding waarvan een herdenkingsmonument werd gebouwd. In september 2016 werd dat op begraafplaats Hofwijk in Rotterdam-Overschie onthuld door burgemeester Aboutaleb. ‘Het monument voorziet in een grote behoefte. Nabestaanden kunnen hier naartoe om stil te staan bij hun dierbare. Er liggen altijd verse bloemen.’