In dit verdiepende artikel recenseert prof. Arjo Klamer het nieuwe boek van Deirdre McCloskey ‘Why Liberalism Works’. Arjo Klamer is professor in de economie van kunst en cultuur aan de Erasmus School of History, Culture and Communication. Hoewel hij al een lange tijd meegaat in de economische wetenschap, heeft dit boek hem toch van gedachten doen veranderen, met name over de vraag welke rol de overheid in de economie moet spelen.
Ter introductie
Prof. dr. Arjo Klamer is professor in de economie van kunst en cultuur aan de Erasmus School of History, Culture and Communication. Tevens was hij wethouder Sociale Zaken en Participatie voor de Socialistische Partij in Hilversum. In dit verdiepende artikel, recenseert professor Klamer het nieuwe boek van Deirdre McCloskey ‘Why Liberalism Works’. McCloskey pleit in dit vurige boek voor een herwaardering van het liberalisme en een terugkeer naar de originele liberale waarden.
Humane liberale economie
Dit boek is vintage McCloskey. Het lezen geeft een goede ervaring van de rijke, eloquente, veelzijdige en ideologische gedachtewereld van deze Chicago-econome, die eerder furore maakte als de mannelijke economisch historicus Donald McCloskey. Als je wilt begrijpen wat humane liberale economie is, dan is dit het boek om te lezen. Een liberaal kan zijn hart ophalen en zal het boek na lezing gesterkt en verfrist neerleggen. Heb je twijfels over het functioneren van de markt, denk je dat we ons moeten beschermen tegen oneerlijke concurrentie uit China, vind je dat het minimumloon omhoog moet en beschouw je ongelijkheid als een groot probleem, dan heb je moed nodig om dit boek te lezen. Je zult merken dat het ene na het andere argument je uit de handen geslagen wordt. Je moet ook waardering op kunnen brengen voor haar literaire karakter.
Een ongekende vooruitgang
Grafieken, tabellen en formules zal je niet tegenkomen. Wel veel namen, heel veel namen, eindeloze verwijzingen, stijlfiguren en toevoegingen uit de losse pols. Deirdre heeft dit boek geschreven na een uitputtende trilogie over
burgerlijke waarden, om zowel linkse vrienden, waaronder ze mij schaart, als conservatieve vrienden te verleiden met sweet talk, zoals ze dat noemt. Ze wil ons doen inzien dat vrijheid boven alles gaat, dat markten verreweg de
beste logica bieden om die vrijheid te garanderen en dat de overheid vooruitgang in de weg staat. Ze doet dat door een beroep te doen op onze waarden. Haar belangrijkste argument is dat de vrije markt verantwoordelijk is voor
een ongekende vooruitgang. Ze berekent dat sinds 1800 mensen gemiddeld, zeker ook de arme mensen, er dankzij de vrije markt in materieel opzicht zo’n 3000 procent op vooruit zijn gegaan. We hebben niet alleen veel betere huizen en kleren, maar ook beter onderwijs, betere gezondheidszorg, we kunnen autorijden en vliegen, en hebben een ongekende variatie aan muziek en films tot onze beschikking.
The Great Enrichment
Ze noemt dat de Great Enrichment, de grote verrijking. En de credits voor die verrijking geeft ze aan de voortdurende vernieuwende kracht die concurrentie in de markt teweegbrengt, waardoor banen vernietigd, maar vooral veel nieuwe banen gecreëerd worden. Niets is zo effectief om armoede te bestrijden, zo laat ze zien, als mensen in vrijheid te laten ondernemen en handelen. Ze wil linkse mensen zoals mijzelf mee krijgen door te hameren op het 'humane liberalisme'. Mensen in vrijheid, zo betoogt ze, worden niet alleen welvarender, ze genereren ook meer gelijkheid en zijn vooral deugdzaam. Daarmee gaat ze in tegen wat Marxisten, maar ook Keynesianen en andere linkse economen beweren over het gedrag van mensen in markten, Thomas Piketty en Kate Raworth incluis. Vrijheid is voor haar het ontbreken van fysiek geweld. Slavernij staat gelijk aan onvrijheid, maar onze vrijheid is ook in het geding wanneer een overheid ons belastingen en regels oplegt—zoals in Coronatijd. We hebben een overheid nodig om eigendomsrecht te beschermen en regelingen te treffen voor de arme mensen in de samenleving, maar dat is het wel wat McCloskey betreft.
"Overheden bevorderen ongelijkheid."
Ze laat overtuigend zien dat een minimumloon en sociale huur arme mensen benadeelt en dat veel overheidsbeleid de rijke mensen bevoordeelt. Overheden bevorderen ongelijkheid, is de conclusie; dat is overigens dezelfde conclusie die de linkse econoom Joseph Stiglitz trekt in The Price of Inequality. Alleen wil Stiglitz de overheid verbeteren en geeft McCloskey de overheid op als een niet te redden monster. Ik geef hierbij ruiterlijk toe dat ze mij van gedachten heeft doen veranderen. Ik ben gaan inzien hoe belangrijk de vrije associatie van mensen is, hoe inventief mensen kunnen zijn, en hoe ondernemend, en dat zij de ruimte moeten hebben om te innoveren en te ondernemen. En zeker na een periode als wethouder heb ik geleerd dat overheden problematische organisaties zijn die de vrije associatie en het ondernemerschap in de weg staan.
Liefde voor de ander
Ik applaudiseer daarom met McCloskey voor mensen met initiatief en ondernemerszin, en huiver wanneer politici doen alsof zij over de economie en de samenleving gaan (zoals tijdens de Coronacrisis). En ik zie ongelijkheid als een minder groot probleem dan de positie van de meest kwetsbare mensen in de samenleving. Het is daarbij belangrijk dat McCloskey een liberaal is met een warm hart. Liefde voor de ander is voor haar niet iets wat ze alleen maar zegt, weet ik uit ervaring. Toch mist er iets in het beeld dat zij schetst. In zekere zin is een belangrijke motivatie van mijn eigen werk haar blinde vlek bloot te leggen.
Blinde vlek
Haar blinde vlek is de samenleving, met de vele relaties die wij mensen met elkaar hebben, met alles wat wij delen en gezamenlijk doen. Voor dat alles lijkt ze geen oog te hebben. Zo heeft ze ook geen oog voor de organisatie van deze relaties in de vorm van bedrijven, clubs, kerken, partijen en dergelijke. Ook die doen niet mee in haar verhaal. In de samenleving zoals ik haar zie gaat het eerder over binding, betrokkenheid en gezamenlijkheid dan over transacties in markten. Een relatie aangaan, al is het met een geliefde, een vriendin, een collega of een buurman, betekent altijd iets opgeven, zoals een stukje vrijheid. Daar komt van allerlei goeds uit voort zoals liefde, vriendschap, een buurt, kennis en kunst. Ik spreek van gedeelde goederen en praktijken.
Concluderend
Ook een vrijdenkende econoom als McCloskey herkent zulke goederen niet. Economen onderkennen standaard private en publieke goederen, en soms nog clubgoederen. Daarom kunnen ze niet goed spreken over goederen die essentieel zijn in het leven, zoals vriendschap, vertrouwen, gemeenschap, en ja, ook liefde. Zou het kunnen zijn, zo blijf ik McCloskey bevragen, dat behalve ondernemerschap en concurrentie, het samen leven, alles wat mensen in gezamenlijkheid hebben gerealiseerd in gezonde relaties, bijgedragen heeft aan die 3000% groei van materiële welvaart sinds 1800? Zo ja, zouden wij economen dan iets meer aandacht voor de samenleving kunnen hebben?
- Meer informatie
Deel jij deze ervaring en zou je hierover willen sparren met gelijkgestemden? Verdiep je eens in ons Executive Program 'De Waarde van Mensgericht Ondernemen', je bent van harte welkom!
- Gerelateerde content