Het gedrag van je klanten wijkt vaak nogal af van wat we verwachten op grond van rationele voorstellingen. Groepsdruk, emoties, angst en onbewuste motieven zijn meer dan ‘een vrije wil’ bepalend voor wat iemand doet. Dat laten de hedendaagse neurowetenschappen zien, alsdus prof. dr. Frans van der Meché.
Het brein onder druk
Charles heeft het huis van zijn dromen gezien. Hij heeft een bod flink boven de vraagprijs gedaan. Dat moest net nog kunnen. Na drie dagen in spanning te hebben gezeten is daar eindelijk het telefoontje van de makelaar. Er zijn drie biedingen gedaan die zo dicht bij elkaar liggen dat ze deze drie mensen nog een kans willen geven om een laatste bod te doen. Hij heeft één uur de tijd om zijn bod nog aan te passen. Wat gebeurt er in het hoofd van Charles? Hoe gaat zijn brein om met deze druk? En wat hebben de overtuigingen van zijn omgeving, het groepsdenken, voor gevolgen op zijn keuze? Daar zijn experimentele gegevens over; enkele worden hier onder beschreven.
Het brein onder prestatiedruk
Chris komt met drie anderen binnen bij de afdeling Psychologie voor een cognitieve test. Het is niet moeilijk. Na een kop koffie en wat uitleg krijgen ze steeds drie lijnen van verschillende lengte te zien. Een vierde verschijnt en er wordt gevraagd aan te geven met welke van de drie deze overeenkomt. Het gaat vlot, Chris zit er lekker in. Er is vrijwel volledige overeenstemming tussen de vier testpersonen. Dan valt Chris plots op dat hij een andere lijn kiest dan zijn collega’s. Dát voelt ongemakkelijk, het klopt toch wel wat hij ziet? Razendsnel overziet hij de situatie en concludeert dat als de andere drie alle drie dezelfde andere lijn kiezen, hij zich wel moet vergissen. Hij gaat met ze mee; dat voelt weer beter. Hij kan weer verder met zijn groep. Driekwart deed dit in het oorspronkelijke klassieke experiment (Asch, 1955).
Het brein onder groepsdruk
Fieke doet mee met een testspel in de functionele MRI, een hersenscanner. Ze moet cijfers geven aan een lange serie portretten van andere vrouwen, hoe leuk ze het gezicht vindt. Ze geeft steeds een cijfer, daarna ziet ze wat de groep gemiddeld heeft gegeven, daarna volgt een MRI-scan. Zo ver alles prima. Ze komt uit de scanner, krijgt een kop thee om even te ontspannen na de sessie. Met een smoesje wordt haar dan gevraagd de test nogmaals te doen, nu buiten de scanner zonder terugkoppeling van de groepsresultaten. Wat blijkt? Ze scoort nu veel meer in overeenstemming met de oorspronkelijke groepsresultaten; ze heeft haar mening bijgesteld! De eerder gemaakte MRI laat zien dat bij toenemende afwijking van de groepsscore de hersenkernen die betrokken zijn bij een positief gevoel minder actief worden. Bij straf worden die juist actiever (Klucharev, et al. 2009).
Fieke is, net zoals de andere deelnemers in het experiment, onbewust haar mening aan de groep gaan aanpassen. Hierdoor hoeft haar plezierkern, de nucleus accumbens, niet zo af te koelen. Dat vond ook plaats bij Chris in de keuze van de juiste lengte van de lijn. Hij zat in een experiment waarbij de andere personen deel waren van de opzet van het experiment; zij gingen consequent een verkeerde lijn aangeven. In een dergelijk experiment gaat tweederde van de proefpersonen mee met de evident verkeerde keuze van de groep. Hoe komt het dat we onze analyse en ons oordeel onbewust zo gemakkelijk aanpassen? Waarom conformeren we ons aan de meerderheid?
De rol van ons brein
Hoe graag we het vaak anders willen, we moeten concluderen dat wij niet in control zijn van ons brein. Ergens over nadenken is echt iets van ons zelf. Maar wie besluit tot een gedachte? Gedachten komen op, we gaan er niet over. Nietzsche meldde al: ‘een gedachte komt als hij wil, niet als ik wil.’ Partnerkeuze behoort tot de meest essentiële keuzes in ons leven, maar wie heeft ooit ‘besloten’ verliefd te worden als opstart richting een langdurige relatie? Wanneer zulke belangrijke beslissingen niet onder onze controle staan, zullen vele zaken in ons dagelijks leven dat ook wel niet zijn. Dat blijkt ook zo. We gaan naar de werking van het brein kijken met de vraag of er meer duidelijkheid kan ontstaan.
Waarom de dingen gaan zoals ze gaan
De rol van het brein kan alleen begrepen worden vanuit de vraag wat haar taak is. Wat is de rol van de individuele mens? Evolutionair gezien gaat het primair om instandhouding van de soort en dus om voortplanting. Dat geldt voor alle diersoorten, daar zijn we op gebouwd. Voortplanten gaat met één of met meer partners. Het verwerven van sekspartners leidt echter tot competitie binnen de groep. Wanneer een partner is gevonden, is voor de partner en de nakomelingen voeding nodig en bescherming. Voor voeding is vanouds ruimte nodig, voor de jacht of voor de landbouw; dit leidt tot territoriumgedrag.
Gebied en huisvesting zijn zaken die tot op de dag van vandaag in competitie worden verdeeld. Het blijkt dat personen met meer agressie en meer bezit in diverse culturen ook meer nakomelingen krijgen (Betzig, 2008). Kortom: de voortplanting heeft afgeleide drijfveren als nastreven van seks en bezit. Daarmee wordt ook positie en status verworven, dus meer macht. Maar macht kan niet ongebreideld worden uitgeoefend, want je hebt de ander ook nodig. Met elkaar verloopt de jacht efficiënter. Je kunt je dan ook beter tegen de buitenwereld beschermen. Samenwerken betekent dat we de macht dus ook moeten delen. Dit is een universele balans: eigen macht versus gedeelde macht, eigen gewin versus gezamenlijk meer gewin.
Downloads
Dit artikel helemaal uitlezen kan via de gratis download!
- Meer informatie
Meer weten over hoe ons brein werkt als het gaat om geld, bezit en rijkdom? Verdiep je dan eens in Executive Program ‘De Betekenis van Rijkdom' van de Erasmus Universiteit.
- Gerelateerde content