Een gesprek met collegevoorzitter Kristel Baele over de nieuwe generatie studenten, werken aan een betere wereld en meer inclusiviteit. ‘Kunnen omgaan met diversiteit wordt steeds belangrijker, zodanig dat je het een kracht maakt in plaats van een probleem.
TEKST: Eva Hoeke
FOTO’S: © Geert Broertjes
U bent nu drie jaar voorzitter. Wat is het belangrijkste inzicht dat u tot nu toe heeft opgedaan?
‘Dat zijn er twee. Het eerste inzicht is dat studenten van nu andere dingen willen dan studenten van twintig jaar geleden, en vaak ook andere dingen dan wij denken. De studenten van nu zijn bijvoorbeeld erg begaan met de problemen in de wereld, met bijvoorbeeld duurzaamheid, en met voedsel. Daar luisteren we ook naar. Zo wilden studenten van de universiteitsraad alleen nog vegetarisch eten op de campus. Dat vonden we te ver gaan, maar vegetarisch eten is nu wel de default option: alleen als je dat aangeeft, kun je iets anders kiezen. Het is een klein voorbeeld, maar het zegt iets over hoe waardegedreven de studenten van nu zijn.’
'We hebben een green team van studenten opgericht en hen gevraagd om tégen te denken.'
De studenten in de jaren zestig konden er anders ook wat van – protesteren tegen de bom, tegen verhoging van het collegegeld, de Maagdenhuisbezetting …
‘Dat klopt, zo was ik zelf ook, maar in de jaren daarna is het anders geworden. Meer utilitair. Maar nu zie je dat dus weer terugkomen, een beweging die ik omarm. Wat je daarnaast ziet, is dat studenten zichzelf zien als multitalenten. Het is heel normaal om én te studeren, én vrijwilligerswerk te doen, én daarnaast een onderneming te beginnen.’
En het tweede inzicht?
‘Dat het instituut ‘universiteit’ in transitie is, niet alleen in Nederland of Europa maar wereldwijd. Er spelen ingewikkelde vraagstukken, en de maatschappij vraagt de universiteit in toenemende mate om die te helpen oplossen. En dan niet in de klassieke zin – met colleges en het schrijven van artikelen – maar door nauwer betrokken te zijn bij die maatschappij. Een voorbeeld: vorig jaar heeft een van onze hoogleraren na de verkiezingen in Rotterdam geholpen met de totstandkoming van het coalitieakkoord. Wetenschappers worden in die zin publiek goed, in plaats van buiten de maatschappij te staan door die alleen te bestuderen. Vaak doen we dat al. Een prachtig en inspirerend voorbeeld vind ik Generation R, dat de groei, ontwikkeling en gezondheid van 10.000 opgroeiende kinderen in Rotterdam onderzoekt. Dat levert een belangrijke bijdrage aan de gezondheid en de zorg voor alle kinderen in Nederland.’
Deze nieuwe ontwikkelingen vragen om een nieuwe aanpak. Wat betekent dit voor de universiteit?
‘Best veel. Een fundamentele toevoeging is dat naast onderwijs en onderzoek maatschappelijke impact de derde pijler onder de universiteit zal worden. Dat heeft consequenties voor hoe je onderwijs en onderzoek inricht, en daar hebben we studenten ook heel bewust in meegenomen. Zo hebben we voor de nieuwe strategie een green team ingericht van jonge studenten en medewerkers die als opdracht kregen om tégen te denken. Want een generatiekloof wil ik het niet noemen, maar je ziet toch vaak een verschil tussen docenten en studenten. Met de nieuwe strategie wil ik een weg ingaan die toekomstbestendig is.’
Dat zorgt ongetwijfeld voor gefronste wenkbrauwen hier en daar.
‘Ja, natuurlijk. Maar dat is ook goed, het hoort bij een universiteit dat alles bevraagd mag worden. En ondanks wat gefrons hier en daar vond ik het mooi om te zien hoe onze decanen toch gingen nadenken, vanuit de intrinsieke motivatie dat je studenten een goede toekomst wil bieden. De toekomst waar deze studenten naartoe gaan, is nu eenmaal een andere dan vijf of tien jaar geleden. Ik praat veel met het bedrijfsleven, en wat daarbij steeds terugkomt is multidisciplinariteit en het werken in teams. De zogenaamde soft skills. Die willen we ook meer in het onderwijs gaan invlechten, onder andere door met real life cases te gaan werken. En dat is soms spannend, maar vooral heel gaaf.’
'Divers is een ding, inclusief is wat anders.'
Hoe komt u aan dat grote hart voor hoger onderwijs?
‘Omdat ik zowel in mijn eigen leven als in het leven van anderen heb gemerkt dat het een heel groot verschil maakt voor mensen. Ik ben mijn loopbaan ooit begonnen bij de Verenigde Naties. Daar heb ik geleerd dat als je honderd euro mag investeren, je dat in onderwijs moet doen. Want dat maakt het verschil, dat is de motor, meer dan waterputten, om maar wat te noemen. Onderwijs is een fundament voor het leven.’
Waarom heeft u destijds voor de Erasmus Universiteit gekozen?
‘Ik hou van de metropool Rotterdam met zijn boeiende dynamiek en zijn ondernemersmentaliteit. Dat geldt ook voor deze universiteit. En wat ik heb gemerkt, is dat de Erasmus Universiteit een relatief jonge universiteit is, waardoor er meer wordt gedúrfd. Men is nog niet zo ingekapseld in de eigen mores. Dat is wel zo fijn als je dingen wilt veranderen.’
Internationalisering is ook onderdeel van die verandering, met een groeiend aantal internationale studenten: 20 procent van de studenten komt van elders – hoe leid je dat in goede banen?
‘In gesprek blijven en niet wegkijken. Wij vinden dat we studenten hier een international classroom en campus moeten bieden, omdat zo’n omgeving hen het beste voorbereidt op hun loopbaan en verdere leven. Zelfs als onze Nederlandse studenten hier in de regio zouden blijven – hun klanten zullen namelijk wél internationaal zijn. Bovendien wordt het kunnen omgaan met diversiteit steeds belangrijker, voor studenten en wetenschappers, en dan heb ik het niet alleen over nationaliteit maar ook over leeftijd, opvattingen, achtergrond etc. En vooral: op een inclusieve manier, zodanig dat je het een kracht maakt, in plaats van een probleem.’
Rotterdam is een stad met meer dan 170 nationaliteiten. Zag je dat onvoldoende terug op de universiteit?
‘Jawel, maar divers is één ding, inclusief is wat anders. Dat is ook niet zo gek: je komt van een oude naar een nieuwe wereld, en die nieuwe wereld is op een andere manier ingericht. Daarnaast spelen er nog andere factoren. In sommige gezinnen is het niet normaal dat meisjes gaan studeren – ik wil het toch genoemd hebben – en in andere gezinnen is het voor niemand vanzelfsprekend dat je gaat studeren. Dan kan de angst bestaan dat je vervreemdt van je oorspronkelijke milieu door naar de universiteit te gaan. Daarom doen wij aan outreach programma’s op middelbare scholen hier in de stad en ook in de regio, op die manier hopen wij die barrière te slechten.’
Als geboren Belgische bent u zelf migrant, zij het van zeer nabij – denkt u dat u daar voordeel van heeft?
‘Toen ik ooit voor ontwikkelingswerk naar de Comoren, een eilandengroep in de Indische Oceaan verhuisde, voelde ik voor het eerst hoe het is om de vliegtuigtrap af te lopen en terecht te komen in een land waar je niets herkent: geen geluid, geen taal, geen geuren, geen kleuren, níets. Je bent een vreemde, zonder houvast. En het interessante is: intellectueel weet je dat wel, maar de emotie om voor één keer aan de andere kant te staan, was nieuw. Nu ben ik van nature avontuurlijk en nieuwsgierig, dus ik heb mezelf niet verscholen in de compound daar, maar het was wel een enorme levensles waar ik nu nog profijt van heb. Het punt is: je dénkt allemaal van jezelf dat je onbevooroordeeld bent, maar dat is niet zo. Gelukkig zijn de meeste mensen niet van kwade wil, dus hoe confronterend het soms ook is, men wil vooruit.’
Ik begreep dat u zich ergert aan de toegenomen regeldruk.
‘Ja, dat klopt.’
Hoe ziet een geagiteerde Kristel Baele eruit?
‘Die wordt wat pinnig, haha.’
Vertel.
‘Ha, waar moet ik beginnen! Wij leven in een maatschappij waarin steeds minder ruimte is voor vergissingen, of zelfs maar het experiment. We schieten onmiddellijk in wat de ‘controle-regel-reflex’ heet. Het effect daarvan is heel veel administratie, want je moet alles verantwoorden. Dat is wat mij betreft doorgeslagen. Het doel van deze instelling is goed onderwijs en onderzoek, níet een wand vol klappers met de juiste formulieren. In mijn wilde dromen richten wij hier een free bureaucracy zone in, waar wij onze professionals gewoon hun werk laten doen. Waarschijnlijk worden er dan even veel – of weinig – fouten gemaakt als in de met regels dichtgetimmerde wereld daarbuiten.’
Waar is de universiteit over vijf jaar?
‘Idealiter heeft de universiteit zich dan zo vernieuwd dat we studenten helpen hun talenten waar te maken, dat we nog mooier onderwijs kunnen bieden. Mensen opleiden die een verschil willen maken. En ook dat we met ons onderzoek een voorhoederol innemen wat betreft maatschappelijke impact, wetenschappers die een bijdrage leveren aan een betere wereld, in nauwe samenwerking met maatschappelijke partners en partijen.’
En over 25 jaar? Droom hardop.
‘Dan heeft de digitalisering zowel het onderwijs als het onderzoek ingrijpend veranderd, met bijvoorbeeld onderzoek dat profiteert van ‘big data’. En dan hoop ik nog steeds dat wij nieuwe generaties de middelen aanreiken die hen in staat stellen zich niet alleen als professional, maar ook als mens en burger te kunnen functioneren. Being an Erasmian, dat is de nieuwe strategie.’
Wat doet u eigenlijk wanneer u níet werkt?
‘Ik ben sportief: ik zeil, ik doe yoga en als het even kan, kom ik op de fiets vanuit Rotterdam-Zuid naar mijn werk. Van deur tot deur duurt dat twintig minuten, even snel als met de auto. En ik wandel graag. Vorig weekend was ik in het Staelduinse bos, vond ik heel aardig. En wat ik ook prachtig vind is de Biesbosch, en het Eiland van Brienenoord in de Nieuwe Maas, helemaal niet ver weg ook.’
Tenslotte: is Rotterdam mooier dan Antwerpen?
Lachend: ‘Bíjna.’