Onder het motto 'De euro, hoe verder?' schreef Het Financieele Dagblad in het najaar van 2021 een essaywedstrijd uit voor jongeren, in samenwerking met Studio Europa Maastricht. De beste drie essays werden gepubliceerd in de krant; het essay van Joep Schoenmakers (23), masterstudent internationale economie aan Erasmus School of Economics, op 28 december jl.
Als kind van het jaar 1998 heb ik nooit met een snip of vuurtoren betaald, maar zijn de brugbiljetten van de euro de schatten die ik in de verjaardagsenvelopjes vond. De euro is mij dus dierbaar. Maar de euro is veel meer dan de kleurrijke biljetten die je in de supermarkt kunt inruilen. Het hele monetaire stelsel van de lidstaten van de Economische en Monetaire Unie (EMU) draait op deze munt. De euro is een van de belangrijkste reservevaluta in de wereld.
In tegenstelling tot het monetaire beleid ligt de fiscale bevoegdheid nog bij de afzonderlijke lidstaten. Dat fiscale beleid voeren de lidstaten met de euro. Dit spanningsveld tussen de niveaus van beleid zet in crisistijden de stabiliteit van de munt onder druk. Hoe verkleinen we dit spanningsveld en maken we van de euro een toekomstbestendige valuta?
Om de levensvatbaarheid van een munt te garanderen is stabiel monetair en fiscaal beleid nodig. Bij staten met een eigen munt en een eigen centrale bank liggen deze bevoegdheden op hetzelfde, nationale, niveau. Dat is in het eurosysteem niet het geval.
De raison d’être van de Europese Unie is de interne markt, met de vier vrijheden: het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal. Deze vier vrijheden zijn allen gebaat bij het hebben van één munt. Een interne markt zonder gezamenlijke munt is immers inefficiënt en is niet in staat de concurrentie aan te gaan met andere economische grootmachten zoals de Verenigde Staten en China.
Met één munt wordt prijsarbitrage grotendeels voorkomen en buitenlandse exporteurs en importeurs hoeven zich maar druk te maken over één prijs. Dit vergemakkelijkt handelsverdragen en is daarmee op geopolitiek niveau van onschatbare waarde.
Maar dan moet die munt natuurlijk wel stabiel zijn. Veel krachtsinspanningen zijn de laatste jaren nodig geweest om de stabiliteit van de euro te behouden. Die stabiliteit stond onder druk door de verder oplopende staatsschulden van de lidstaten, die nog steeds elk hun eigen fiscale beleid mogen voeren. Hier raken we dus een probleem.
Noord vs Zuid?
Eerst iets over het Europese monetaire beleid. In de discussie hierover wordt vaak gesteld dat de zuidelijke lidstaten een beleid voorstaan dat is tegengesteld aan het door de noordelijke lidstaten gewenste beleid. Dat is geen steekhoudend argument. Binnen elk monetair gebied zijn tegengestelde belangen te vinden. Zo wil Sicilië een ander beleid voeren dan Lombardije, en loopt het beleid van Beieren ook uiteen met dat van Brandenburg.
Solidariteit tussen de verschillende gebieden van een monetaire unie, natiestaat of niet, is altijd vereist. Die solidariteit werkt in een goed functionerend systeem beide kanten op. Met een onafhankelijke centrale bank - met leiderschap dat langer zit dan de politieke cyclus - wordt dat gegarandeerd. Het monetaire beleid van de EMU is dus het probleem niet. Wat gemist wordt, is fiscale bevoegdheid op Europees niveau.
De euro kan niet los worden gezien van het instituut dat de munt heeft bedacht, de Europese Unie. Op vele beleidsterreinen is de EU-wetgever, niet de nationale lidstaat. Waar een ‘normale’ staat, zoals de Verenigde Staten, zowel juridische als fiscale wetgeving maakt, heeft de EU, behalve op beperkte terreinen zoals landbouw, slechts juridische bevoegdheid.
‘Willen we een rol van betekenis spelen op het wereldtoneel, dan moet de EU-belastingen kunnen innen’
Neem bijvoorbeeld de regel dat 50% van de korte vliegreizen binnen de EU vervangen moet worden door treinreizen. Deze regel is tandeloos als de regelgevende instantie daar geen eigen investeringsbudget tegenover kan zetten.
Daar komt bij dat supranationaal beleid en investeringen gemaakt moeten worden, wil de interne markt volledig tot wasdom komen. Die investeringen worden nu betaald vanuit de afzonderlijke lidstaten, zonder dat het risico van de oorsprong van dit geld, belastinginkomsten plus staatsobligaties, goed over deze markt wordt verdeeld.
Rol op wereldtoneel
Wil de EU een rol van betekenis spelen op het wereldtoneel, dan moet er enige fiscale bevoegdheid op Europees niveau komen. Dat betekent dat de EU-belastingen moet kunnen innen. Accijnzen, BTW-heffing en CO2-heffing zijn daar zeer geschikt voor. Verdergaande harmonisatie van deze belastingen slaat twee vliegen in één klap: de interne markt wordt meer gelijk en er wordt geld opgehaald voor (anticyclisch) fiscaal beleid.
Deze bevoegdheid, in combinatie met Europese obligatieleningen, zorgt voor de mogelijkheid van EU-brede investeringen met een laag risico. Voorwaarde voor het fiscale beleid is dat dit op Europese beleidsterreinen plaatsvindt, zoals energie, infrastructuur en landbouw. Een EU-breed verkozen parlement heeft vetorecht op deze belastingen en uitgaven.
Een EU-stabiliteitsfonds, dat uit deze middelen kan worden opgericht, zorgt vervolgens voor sluitende begrotingen voor de lidstaten. Daarbij moeten de begrotings- en staatsschuldrichtlijnen voor de verschillende individuele lidstaten worden aangescherpt.
Kwestie van tijd
Alleen met deze tandem van fiscaal en monetair beleid zal de euro in de toekomst als supranationaal betaalmiddel stabiel blijven. Doen we dit niet, dan is het een kwestie van tijd totdat een van de lidstaten met een gigantische staatsschuld omvalt en de rest van het eurosysteem meesleurt. Dan komen er helaas snel weer guldens in de verjaardagsenvelopjes. Een fijne verjaardag!