In clubs, kerken en sportscholen kan het coronavirus op hol slaan. Deze superverspreiding komt opvallend veel vaker voor dan bij andere infectieziekten. Waarom, en wat is daaruit te leren voor de aanpak? In De Volkskrant geeft hoogleraar virologie Marion Koopmans uitleg.
Of het nu gaat om pokken, hiv of ebola: infectieziekten verspreiden zich wel vaker met af en toe een knal. De ene persoon heeft nu eenmaal meer sociale contacten dan de andere en een virus gedijt op sommige plaatsen beter dan elders. "Neem norovirussen", zegt hoogleraar virologie Marion Koopmans (Erasmus MC). "Als er van deze buikgriepvirussen een nieuwe variant is, zien we steevast uitbraken op cruiseschepen, op vakantiekampen en in zwemwater. Dat is gewoon het bekende patroon."
Als vuistregel hanteren epidemiologen daarbij vaak de ‘20/80-regel’: 20 procent van de geïnfecteerden veroorzaakt ruwweg 80 procent van de besmettingen. Voor coronavirussen ligt die verdeling wel erg scheef, zo valt steeds meer wetenschappers op. De virussen lijken zich haast in de regel in explosieve uitbraken te verspreiden. Via superspreading events, zoals dat modieus heet: superverspreidingen.
- Onderzoeker
- Meer informatie