Wat leren webarchieven ons over de LHBTI+-gemeenschap?

ESHCC impact series
Rainbow art

Jesper Verhoef (Erasmus School of History, Culture and Communication, inmiddels werkzaam voor de Rijksuniversiteit Groningen) onderzoekt honderden LHBTI+-websites uit de collectie van de Koninklijke Bibliotheek. Deze websites bieden een rijke bron van informatie, maar zijn tot nu toe nauwelijks bestudeerd. Door het analyseren van hyperlinks werpt Verhoef nieuw licht op de fascinerende geschiedenis van de regenbooggemeenschap.

Wat hebben coc.nl, christenqueer.nl en pride.amsterdam met elkaar gemeen? Het zijn allemaal websites die zich richten op LHBTI+ personen. Jesper Verhoef dook in het webarchief van de Koninklijke Bibliotheek en bestudeerde 200 Nederlandse queerwebsites. Hij bracht in kaart hoe deze pagina’s naar elkaar en naar andere websites verwijzen. Webarchieven bieden volgens de historicus een interessant inkijkje in het recente verleden. “We besteden tegenwoordig uren per dag online. Het web speelt dus een grote rol in ons leven en is vooral belangrijk voor minderheden, zoals LHBTI+-personen.”

Toch is er weinig onderzoek gedaan naar internetarchieven, en dat verbaast Verhoef: “Het internet levert veel inzichten op. Denk aan informatie die beschikbaar is voor bijvoorbeeld homoseksuele mannen of transgender personen, maar ook aan de onderlinge steun die mensen online vinden. Door te kijken hoe websites naar elkaar verwijzen, krijg je inzicht in hoe groepen zich tot elkaar verhouden. Dat doe ik door hyperlinks te analyseren en in kaart te brengen hoe websites met elkaar verbonden zijn.”

Inkijkje in het rijke verenigingsleven

Volgens Verhoef heeft geen ander land ter wereld zoveel websites gericht op queer groepen. Dit hangt mogelijk samen met de sterke verenigingscultuur in Nederland. “Zo zijn er al tientallen homomannenkoren die een eigen website hebben. Daarnaast zijn er tal van queer sportverenigingen, zoals roze tennisverenigingen en wandelclubs gericht op lesbiennes.”

“Chatfuncties waren twintig jaar geleden heel populair. Daar boden mensen elkaar steun bijvoorbeeld bij het uit de kast komen.”

Het bestuderen van webarchieven laat ook zien hoe organisaties veranderen. De website van het COC blijkt een ‘knooppunt’ te zijn: van de 200 websites verwijzen er maar liefst 81 naar. De organisatie begon ooit als een homobelangenvereniging, maar richt zich tegenwoordig ook op andere queer groepen. Dat ziet Verhoef ook terug in de jaarverslagen van de organisatie, die hij in een ander project bestudeert. Tegelijk ziet hij dat de rol van het internet is veranderd: “Vroeger waren fora veel groter, en chatfuncties waren zo’n twintig jaar geleden heel populair. Daar boden mensen elkaar veel steun, bijvoorbeeld tijdens het proces van uit de kast komen.”

Religieuze queerwebsites

Een andere opvallende categorie zijn religieuze queerwebsites, die zich richten op christenen en in mindere mate op moslims. “Dat is op zich al een spanningsveld, want binnen veel religies is gender- en seksuele diversiteit, zacht uitgedrukt, een gevoelig thema. Opvallend is dat katholieke en protestantse websites sterke banden hebben. Dat vind ik interessant. In het dorp waar ik vandaan kom, konden deze stromingen elkaar niet luchten. Maar als minderheid binnen een minderheid slaan ze de handen ineen.”

Ook zijn er veel websites (zo’n veertig) die zich richten op transgenderindividuen, en deze vormen een sterk cluster. Volgens de onderzoeker is dat logisch: waar andere groepen afwijken van de norm wat betreft hun seksuele oriëntatie, speelt bij transgenderpersonen in de eerste plaats hun genderidentiteit. Een groep die volgens hem wordt vergeten, is de bi-plus-categorie (voorheen meestal aangeduid als biseksuelen). “Van de 2,7 miljoen LHBTI+-personen in Nederland voelen volgens het CBS 1,7 miljoen personen zich aangetrokken tot meer dan één gender, maar die groep krijgt online weinig aandacht en komt er bekaaid vanaf,” constateert Verhoef.

Jesper Verhoef
Jesper Verhoef

Niet één regenbooggemeenschap

Voor Verhoef laat het onderzoek zien dat de integratie van queer groepen nog volop gaande is. Voor homo’s en lesbiennes is die integratie al een stuk verder gevorderd. Hun websites laten online minder sterke clusters zien, waaruit je kunt opmaken dat deze groepen minder de behoefte voelen om zich te verenigen. Bovendien is er niet één regenbooggemeenschap, zoals het onderzoek aantoont. “Uiteindelijk zijn de afzonderlijke ‘letters’ van de afkorting LHBTI verschillende groepen met soms verschillende belangen. Ze vallen zeker niet zonder meer samen, behalve dat ze allemaal relatief vaak gediscrimineerd worden en last hebben van het feit dat ze afwijken van de norm.”

Verhoef is blij dat de Koninklijke Bibliotheek jaarlijks honderden queerwebsites archiveert. Hij ziet deze websites als belangrijk cultureel erfgoed en onmisbaar voor geesteswetenschappelijk onderzoek. Zonder te archiveren, gaat er een schat aan informatie verloren wanneer een website offline gaat, denk aan een forum dat wordt opgeheven. “Kranten worden allemaal bewaard. Als jij een Telegraaf van twintig jaar geleden wilt opvragen en die blijkt verloren te zijn gegaan, word je terecht boos. Voor websites zou precies hetzelfde moeten gelden.”

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen