Wetenschappers van Erasmus School of Economics hebben de KansenKaart ontwikkeld. Deze kaart laat op buurtniveau zien hoe de onderwijskansen in Nederland verdeeld zijn. Hieruit blijkt dat er in Nederland grote verschillen in onderwijskansen zijn. Niet alleen zijn er sterke regionale verschillen te zien, maar ook demografische aspecten zoals inkomen en migratieachtergrond spelen een grote rol.
Sterke relatie met inkomen
De kaart laat zien dat de kans op een diploma in het hoger onderwijs sterk samenhangt met het inkomen van ouders. Zo hebben dertigers die in gezinnen met de laagste inkomens opgroeiden slechts 25% kans op een HBO-diploma of hoger, terwijl dit voor hun leeftijdsgenoten die in de rijkste gezinnen opgroeiden 75% is. Voor universitair onderwijs zijn de verschillen nóg groter: voor dertigers die opgroeiden in de armste helft van de gezinnen is de kans op een universitair diploma 10%, terwijl deze kans voor gezinnen met de hoogste inkomens maar liefst 50% is.
Migratie achtergrond speelt grote rol
Dertigers met een migratieachtergrond komen veel vaker uit gezinnen met een laag inkomen dan autochtonen. Het is dan ook niet verrassend dat zij qua onderwijsuitkomsten achterlopen. Van de dertigers met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond heeft 32% een HBO-diploma of hoger. Slechts 13% van hen heeft een universitaire opleiding afgerond. Voor mensen met een Turkse en Marokkaanse achtergrond zijn deze cijfers respectievelijk 26% en 9%. Voor autochtonen liggen deze cijfers een stuk hoger: 43% had tenminste een HBO-diploma en 17% een universitair diploma.
Vrouwen met migratie achtergrond doen het beter dan autochtonen met vergelijkbaar inkomen
Maar als dertigers die opgroeiden in gezinnen met hetzelfde inkomen worden vergeleken, valt op dat mensen met een migratieachtergrond het even goed, of in het geval van vrouwen zelfs beter doen dan autochtonen. Antilliaanse en Marokkaanse vrouwen uit gezinnen met een laag inkomen hebben zelfs een paar procentpunt vaker een HBO- of universitair diploma dan vergelijkbare autochtone vrouwen.
Volgens Bastian Ravesteijn, universitair docent toegepaste economie aan Erasmus School of Economics, zie je vooral een inhaalslag bij tweede generatie-migranten. ‘Eerste generatie-migranten hebben gemiddeld een laag inkomen, zelfs als ze in het land van herkomst een hoge opleiding hebben behaald. Andere eerste generatie-migranten hadden in het land van herkomst juist weinig kansen om zich te ontwikkelen. We zien dat de tweede generatie bezig is met een inhaalslag, zij hebben vaker een universitair diploma dan autochtonen uit gezinnen met een vergelijkbaar inkomen. Wellicht zijn er bij mensen met een migratieachtergrond velen die hun kansen in het onderwijs willen grijpen, en lukt het de tweede generatie om in het onderwijssysteem op te klimmen ten opzichte van hun ouders. Het is niet duidelijk of het Nederlandse systeem voldoende kansen biedt en we daarom deze patronen zien, of dat er juist nog veel meer mensen met een migratieachtergrond de capaciteiten en wens hebben om een diploma in het hoger onderwijs te halen, maar zij toch hun weg niet kunnen vinden in het onderwijssysteem.’
- Universitair Docent