In een recent artikel van Jan van Ours, hoogleraar toegepaste economie aan Erasmus School of Economics, en Martijn Quist, dubbele bachelorstudent in economie en econometrie en deelnemer aan de Bachelor Honours Research Class van Erasmus school of Economics, bespreken zij hoe gering de invloed van economie en statistiek in het professioneel voetbal daadwerkelijk is.
Sinds het ontstaan van de Eredivisie zijn er slechts drie clubs die gezien worden als de toppers: Ajax, PSV en Feyenoord. Om te onderzoeken waar de verschillen vandaan komen, is het belangrijk de relatieve sterktes van de teams in acht te nemen. Deze kunnen worden gemeten via de ELO-rating. Deze ELO-rating is gebaseerd op resultaten uit het verleden en wordt vaak gebruikt om wedstrijden te voorspellen. Om naderhand te kijken of de oorzaak van een afwijkende voorspelling wellicht toeval kan zijn, wordt er gebruik gemaakt van surprisepunten.
Grote variatie
“We gebruiken op de ELO-rating gebaseerde kansen op winst-gelijkspel-verlies om uit te rekenen hoeveel punten een club bij een onderlinge wedstrijd naar verwachting behaald zou hebben en vergelijken dat met de punten die ze hebben behaald. Het verschil is het aantal surprisepunten.” Uit deze surprisepunten blijkt dat er geen grip te krijgen is op een juiste voorspelling; de uitslagen van topwedstrijden variëren sterk. Van Ours en Quist gebruiken hiervoor een mooi metafoor: alle drie de topteams zijn verschillend, en kunnen vergeleken worden met een steen, papier en een schaar. Wie dit spel, de wedstrijd, wint, verschilt per keer.
- Professor
- Meer informatie
You can read the full article from MeJudice.nl, 2 September 2022, here.