Per 1 januari 2020 zijn de mogelijkheden voor verplichte en gedwongen behandeling van kwetsbare patiënten in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) bij wet vastgelegd. De rechter heeft sindsdien zesmaal een zorgmachtiging afgegeven voor anticonceptie aan vrouwen met ernstige psychiatrische problemen, dit gebeurde onder andere begin oktober 2021. André den Exter, universitair hoofddocent Gezondheidsrecht aan Erasmus School of Law, bespreekt de belangen die komen kijken bij deze bevoegdheden van de rechter in een opiniestuk in het Nederlands Dagblad (ND).
De wetgeving kan psychiatrische patiënten met een kinderwens zwaar raken. Juist het recht op gezinsvorming is een internationaal erkend mensenrecht. Gelukkig kent de wet restricties, aldus Den Exter: “Volgens de nieuwe Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en ook volgens de nieuwe Wet zorg en dwang (Wzd) kan verplichte medicatie, waaronder anticonceptie, alleen worden toegediend als laatste redmiddel ter behandeling van de geestelijke stoornis én ter voorkoming van ernstig nadeel voor de patiënt of eventuele derden. Die restrictie wordt strikt uitgelegd, zo blijkt uit de beschikbare gerechtelijke uitspraken.” Een beperking of stoornis op zich is dus geen rechtvaardiging voor het opleggen van verplichte zorg door de rechter.
Een duivels dilemma
Verplichte zorg is een zware inbreuk op de persoonlijke integriteit, maar tegelijkertijd kan niet-ingrijpen leiden tot ernstige gevolgen voor de patiënt of betrokkenen. Daarmee staat een behandelaar dus altijd voor een duivels dilemma. Dit dilemma komt door de nieuwe wetgeving op het bord van de rechter te liggen. Voor de rechter bestaan echter gezichtspunten die hij meeneemt in zijn oordeel. “Daarbij is allereerst van belang dat er een wettelijke grondslag te vinden is voor verplichte zorg en het gedrag als gevolg van de stoornis leidt tot ernstig nadeel. Ook moet het ernstig nadeel niet meer vrijwillig afgewend kunnen worden”, zegt Den Exter.
Als minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn, maar hetzelfde doel dienen, zal de rechter geen vordering tot verplichte zorg toewijzen. Volgens Den Exter blijft deze rechterlijke inmenging essentieel om het nieuwe systeem goed te laten werken. Behandelaars moeten dus niet zelf beslissen over zulke ingrijpende behandelingen van GGZ-patiënten. “Het huidige systeem lijkt te werken, maar het is belangrijk om de rechten van patiënten niet uit het oog te verliezen.”, aldus Den Exter.
- Universitair Hoofddocent
- Meer informatie
Lees het hele artikel in het Nederlands Dagblad hier.