Op 31 maart 2022 verscheen een rapport van de Sociaal-Economische Raad (SER) waarin de positie van werknemers die (deels) thuis willen werken wordt verstevigd. Politici zijn positief over het nieuwe advies. Ruben Houweling, hoogleraar Arbeidsrecht aan Erasmus School of Law, legt in NRC uit waarom dit rapport de positie van de thuiswerker versterkt.
De coronacrisis zorgde ervoor dat vrijwel iedereen noodgedwongen thuis moest werken. Nu de coronacrisis onder controle lijkt te zijn, rijst de vraag of werknemers weer volledig op kantoor moeten werken of dat (gedeeltelijk) thuiswerken een blijvende optie is. Niet alle werkgevers zijn voorstander van thuiswerkende werknemers. Voor deze werknemers kan het nieuwe advies uitkomst bieden als zij wel graag thuiswerken.
De wet bepaalt al dat een werknemer om een verandering van werklocatie mag verzoeken, maar een werkgever hoeft zo’n verzoek alleen maar te overwegen. Het nieuwe SER-advies stelt nu dat deze verzoeken moeten worden geaccepteerd indien de argumenten voor thuiswerken redelijk en billijk zijn. Volgens Houweling is dit advies positief voor werknemers die thuis willen blijven werken: “Het uitgangspunt wordt dan dat de werkgever meewerkt, óf uitlegt waarom het niet kan”.
Uiteindelijk is het aan rechters om invulling te geven aan de vraag wanneer een weigering van een thuiswerkverzoek en de bijbehorende argumenten in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid. “Rechters kunnen prima beoordelen of zulke argumenten hout snijden”, meent Houweling.
Werkgevers zullen naar verwachting aangeven dat werken op kantoor sociale cohesie bevordert, maar volgens Houweling kunnen ze zich niet achter deze cohesie verschuilen: “Dan zal een rechter doorvragen: is het voor de cohesie echt nodig dat de werknemer vijf dagen op kantoor is? Waarom is twee dagen niet voldoende?”
- Professor
- Meer informatie
Klik hier het hele artikel van NRC.
