Een Nederlandse rechter heeft recentelijk bepaald dat de marechaussee gebruik mag maken van etnische profilering en dat dit niet per definitie wordt gezien als discriminatie. De Raad van Europa is er niet over te spreken dat Nederland discriminatie op deze manier normaliseert, daarom schreven zij hierover een brief aan ministers Ollongren en Grapperhaus. René Repasi, hoogleraar Public and Private Interests aan Erasmus School of Law, sprak in de Volkskrant over de implicaties van deze brief.
De rechter, die de uitspraak over etnische profilering deed, vindt het te rechtvaardigen dat etnische uiterlijke kenmerken als aanwijzing worden gebruikt door de marechaussee bij het bepalen van iemands herkomst of nationaliteit. Zolang etniciteit niet de enige reden is voor extra controles, is het geen discriminatie, zo stelt de rechter. De Raad van Europa wil alle vormen van etnisch profileren bestrijden en is het daarom niet eens met de Nederlandse rechtbank.
“De recente uitspraak toont niet alleen aan dat etnisch profileren in Nederland nog steeds voorkomt, het laat ook zien dat het rechtssysteem het ondersteunt en rechtvaardigt”, aldus Momodou Malcolm Jallow, rapporteur van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa. Volgens Repasi heeft deze brief geen directe gevolgen voor Nederland: “Dit soort brieven is vooral bedoeld om publieke aandacht te vestigen op een zaak. Het is de eerste stap in een langere procedure, met aan het einde mogelijk een officieel rapport of resolutie.”
- Professor
- Meer informatie
Lees het hele artikel van de Volkskrant hier.