Bedrijven die strafbare feiten plegen hoeven zich nauwelijks publiekelijk voor een onafhankelijke strafrechter te verantwoorden. Hun delicten worden doorgaans buiten de rechtbank afgedaan. Een formele vaststelling van schuld blijft daarmee vaak uit. Dat concludeert criminoloog Joep Beckers in zijn proefschrift, dat hij op vrijdag 13 januari 2017 verdedigt. Hij bepleit meer aandacht voor openbaarheid, waarheidsvinding en schuldvaststelling.
De aanpak van organisatiecriminaliteit staat volop in de belangstelling. Niet verwonderlijk, gezien de schade die organisatiecriminaliteit toebrengt aan de economie, het milieu en het maatschappelijk fundament. Bekend zijn de miljoenenschikkingen met bedrijven als Rabobank, Ballast Nedam, KPMG en SBM Offshore.
Maar deze vormen slechts het topje van de ijsberg. We weten weinig van het totaalplaatje. Op basis van een uitgebreide literatuurstudie, een beleidsanalyse, en vooral een omvangrijk strafbladenonderzoek (2.500 strafbladen) en een groot aantal interviews schetst Beckers een overkoepelend beeld van de strafrechtelijke aanpak van organisatiecriminaliteit. Hij onderzocht onder meer hoeveel van de 237 grootste ondernemingen in Nederland over een strafblad beschikken. Een vijfde van de bedrijven blijkt iets op zijn kerfstok te hebben gehad in het verleden.
Uniek in zijn soort
Beckers onderzoek is uniek in zijn soort. Periodieke rapportages over de prestaties van de strafrechtsketen richten zich vrijwel uitsluitend op conventionele criminaliteit en conventionele criminelen. Maar hoe zit het met de strafrechtelijke aanpak van organisatiecriminaliteit en organisatiecriminelen? Welke gedragingen en organisaties worden strafrechtelijk opgepakt? Hoe worden deze gedragingen vervolgens bestraft? En welke omstandigheden en overwegingen vormen hiervoor de basis? Over deze vragen gaat Beckers proefschrift.
Tussen ideaal en werkelijkheid
Het Openbaar Ministerie wil het strafrecht vooral gebruiken voor ‘betekenisvolle zaken’. Hiermee probeert het OM de vergaande opsporingsbevoegdheden, de morele geladenheid en de maatschappelijke herkenbaarheid van het strafrecht optimaal te benutten.
Maar in werkelijkheid zijn betekenisvolle miljoenenschikkingen uitzonderlijk. Het gros van de strafrechtelijk aangepakte organisatiecriminaliteit bestaat uit veelvoorkomende en eenvoudige verkeers- en milieudelicten, zo concludeert Beckers. En de sancties die worden opgelegd zijn doorgaans betrekkelijk laag. Volgens Beckers worden de unieke kenmerken van het strafrecht daardoor niet volledig benut.
‘Roeien met de riemen die je hebt’
Beckers laat zien dat de strafrechtelijke aanpak van organisatiecriminaliteit wordt geplaagd door praktische obstakels en ‘verbeeldingsbarrières’. Rechtspersonen kunnen nu eenmaal geen gevangenisstraf krijgen opgelegd. Ook hebben ze vaak ‘no soul to damn and no body to kick’. Hierdoor hebben officieren van justitie doorgaans een voorkeur voor het vervolgen van natuurlijke personen.
Bij grote bedrijven speelt daarnaast mee dat zij ook grote economische belangen vertegenwoordigen. In het kader van ‘vervolgen in het algemeen belang’ krijgen dergelijke organisaties mede daarom vaak zogenaamde ‘maatwerktransacties’ aangeboden. ‘Functioneel pragmatisme’ prevaleert dan, aldus Beckers. “Principes als rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en transparantie worden bij tijd en wijle overschaduwd door een breed gedragen gevoel om ‘te roeien met de riemen die je hebt’.”
Lees het volledige proefschrift hier.
Over Joep Beckers
Joep Beckers (1984) studeerde Criminologie en Nederlands Recht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. In 2008 studeerde hij cum laude af. Een jaar later begon hij in Rotterdam aan zijn promotieonderzoek. Sinds 2015 werkt Beckers als senior gedragswetenschapper bij de Nederlandse Zorgautoriteit.
- Meer informatie
Persvoorlichting Erasmus Universiteit Rotterdam, 010 4081216 of press@eur.nl