De Nederlandse regering heeft aangekondigd dat zij per 1 juli een omvangrijk pakket maatregelen wil doorvoeren om het verlies aan koopkracht van de Nederlandse burgers te beperken. De accijnzen op brandstof en de BTW op gas en elektriciteit zullen worden verlaagd voor 6 maanden. Bovendien zullen 800.000 minima-huishoudens een compensatie van 800 euro ontvangen. De totale kosten van deze compensatieregeling zullen de staatskas ruwweg 2,3 miljard euro kosten. Bas Jacobs, hoogleraar overheidsfinanciën en economisch beleid aan Erasmus School of Economics, beargumenteert in interviews met RTL Nieuws en BNR Nieuwsradio (11 maart 2022) waarom deze regeling inefficiënt is.
Verlies in koopkracht
Doordat de prijzen van brandstof en gas de afgelopen tijd enorm zijn gestegen, is ons land armer geworden dan voorheen. Omdat iedereen in de samenleving negatief wordt getroffen door deze hogere prijzen, kunnen we deze last niet afwenden. We kunnen echter wel nadenken over hoe we deze pijn gelijkelijk over de samenleving kunnen verdelen. Zo is het goed te begrijpen dat wij vooral de lage-inkomensgroep in de samenleving willen compenseren, aangezien zij relatief veel geld aan energie en brandstof besteden. Dit impliceert, dat de midden- en hoge-inkomensgroepen bovenop hun reeds verloren koopkracht extra belast dienen te worden.
Kritiek van Jacobs
Door de accijnzen op brandstof en de BTW op gas en elektriciteit te verlagen, verspilt de Nederlandse regering overheidsgeld, omdat de regering iedereen compenseert in plaats van alleen de onevenredig zwaar getroffen groepen in de samenleving. De regering schuift de rekening van deze compensatieregeling dus door naar toekomstige generaties.
Beperkingen aan het aanbod
Jacobs stelt dat deze compensatie ook niet bevorderlijk zal zijn voor de vraagzijde van de economie. We hebben al een fors begrotingsbeleid, veel onuitgegeven particulier spaargeld als gevolg van de COVID-pandemie, en monetaire instellingen die een expansief monetair beleid voeren. De vraagzijde van de economie is dus al extreem hoog. Ondertussen is de aanbodzijde van de economie verstoord, hetgeen betekent dat de economie eenvoudigweg niet kan voldoen aan extra impulsen aan de vraagzijde. Extra compensatie zal dus alleen maar leiden tot een nog hogere inflatie.
Politieke redenen
De professor stelt dat wellicht politieke redenen een rol hebben gespeeld om deze compensatieregeling te verkiezen boven de economisch meer verantwoorde regeling. Met de gemeenteraadsverkiezingen in aantocht probeert de regering de gunst van de burgers te winnen door hun koopkracht te verhogen. Bovendien stelt Jacobs dat de Nederlandse overheid in al haar plannen inefficiënt beleid voert. Miljarden euro's worden uitgegeven aan tal van inefficiënte plannen, wat leidt tot onnodig hoge economische kosten in verhouding tot de baten.
Onrealistische verwachtingen
De regering zal deze compensaties pas op 1 juni doorvoeren, wat heeft geleid tot vragende gezichten vanuit de samenleving. De professor legt uit dat hij merkt dat onze samenleving onrealistische verwachtingen heeft gekregen over wat de staat kan doen. Het feit dat de regering in staat is om in slechts enkele maanden tijd een hele compensatieregeling op te zetten, is een knappe prestatie. De wetten ter onderbouwing van deze compensatieregeling moeten eerst nog door de Tweede Kamer. Ten tweede moeten deze wetten door de Eerste Kamer, en ten slotte moet de Nederlandse belastingdienst zijn computers aanpassen aan de nieuwe regeling. Dit alles kost tijd.
De hoogleraar sluit af met een pleidooi voor een breder perspectief van ons allemaal op deze kwestie, zeker met de recente gebeurtenissen in Oekraïne. 'De wereld staat in brand, en Nederland klaagt over een koopkrachtdaling van 2,7%.' Hij stelt dat Nederland een extreem welvarend land is, en dat we dit koopkrachtverlies kunnen - en moeten - incasseren zonder iedereen te compenseren.