Tegen een voormalig hoogleraar van RSM is in 2017 een klacht ingediend jegens vermeende schending van wetenschappelijke integriteit. De vermeende schending zou zien op het rapport: ‘Wederzijds Profijt, de strategische waarde van de Top 100 concernhoofdkantoren voor Nederland en van Nederland voor deze Top 100’ (2009) en (vervolg) artikelen.
Na een interne rechtsgang bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI) van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) (2018), het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) (2019) en een nieuw ingestelde CWI EUR (2019), heeft uiteindelijk het LOWI op 3 maart 2021 inhoudelijk haar advies uitgebracht over deze klacht. Het College van Bestuur van de EUR neemt het advies van het LOWI over.
“Deze kwestie is zeer zorgvuldig onderzocht door verschillende commissies en daarom hebben we ook besloten om het finaal advies van het LOWI over te nemen. We hebben alle direct betrokkenen over ons besluit geïnformeerd en trekken uit het advies lessen voor in de toekomst. Verder beschouwen we deze kwestie daarmee als afgerond”, aldus Rector Magnificus Frank van der Duijn Schouten.
De klacht is gedeeltelijk gegrond verklaard
Het definitief oordeel van het College van Bestuur is als volgt:
Dat de klacht gegrond wordt verklaard voor zover deze ziet op (1) het onvoldoende transparantie betrachten over de identiteit van de financiers van het onderzoek in het rapport “Wederzijds Profijt” in opdracht van VNO-NCW uit 2009 en (2) het niet vermelden dat een gedeelte van de data in de (vervolg)artikelen afkomstig was uit opdrachtonderzoek. Voor het overige deel wordt de klacht ongegrond verklaard.
Het College van Bestuur kwalificeert de schending voor wat betreft het niet vermelden van externe financiers (leden van VNO-NCW) als verwijtbaar onzorgvuldig en voor wat betreft het hergebruik van data zonder bronvermelding als onzorgvuldig.
Geen schending van wetenschappelijke integriteit
Naast de bovenstaande conclusies stelt het LOWI vast dat het niet vermelden van externe financiers niet zo ernstig is dat het kwalificeert als schending van wetenschappelijke integriteit. Hierbij heeft het LOWI van belang geacht dat opzet niet aantoonbaar is omdat uit de stukken blijkt dat het voor de voormalig hoogleraar RSM en medeonderzoekers niet van meet af aan duidelijk was dat het onderzoek door andere ondernemingen gefinancierd zou zijn.